Vertaald
‘Het is moeilijk te bedenken wie geschikter zou zijn een roman over kloonpraktijken te schrijven dan Fay Weldon,’ schreef Beatrijs Ritsema in haar bespreking van The Cloning of Joanna May (Boekenbijlage, 12 mei 1990): ‘Het onderwerp past haar als een bodystocking: het geeft haar gelegenheid tot sociale satire, waar ze een bijzonder talent voor heeft, en het sluit in dit nieuwe boek perfect aan bij haar schrijfstijl, die altijd iets gedistantieerds heeft.’
Weldons De klonen van Joanna May, vertaald door Dorien Veldhuizen (Bert Bakker, 247 p., f 34,90) heeft iets science-fictionachtigs. Joanna May, gescheiden van Carl May, heeft nooit kinderen gekregen. Haar man heeft zich voor het huwelijk laten steriliseren (wat ze niet weet), omdat hij geen kinderen wil (wat ze wel weet en waarmee ze akkoord is gegaan). Toch wordt ze zwanger, maar het is een schijnzwangerschap en haar man besluit dat de beste manier om deze hysterie te beëindigen een schijnabortus is. De dokter, een vruchtbaarheidsspecialist, neemt daarbij op instigatie van de echtgenoot een eitje weg, dat hij zodanig manipuleert dat het zich deelt en nog eens deelt. Het resultaat is dat zich vier embryo's ontwikkelen in vier verschillende, om baby's verlegen zittende, baarmoeders. De klonen van Joanna May is er sprookjesachtig genoeg voor dat de baby's, opgegroeid in gezinnen van uiteenlopende sociale klasse, zijn voorbestemd om met elkaar en hun moeder in contact te komen. Toch is de roman zeker geen opeenstapeling van vergezocht stuntwerk en spektakel, oordeelde Beatrijs Ritsema: ‘De kracht van Weldon is dat de onwaarschijnlijkheid van de gebeurtenissen en het extremisme in gedrag heel vanzelfsprekend lijken, alsof wat gebeurt inderdaad het enig mogelijke is.’