Vertaald
De personen die aan Volker Jakob en Annet van der Voort hun levensverhaal vertellen, hebben behalve hun Duitse afkomst één ding gemeen: hun joods zijn, en daarmee het dodelijke gevaar dat ze na 1933 liepen. Jakob en Van der Voort verzamelden de overlevingsgeschiedenissen van joodse Duitsers die naar Nederland vluchtten in Anne Frank was niet alleen (Vertaling Carlien Brouwer en Annegret Böttner, De Arbeiderspers, 298 p., f 38,90). De Duitse editie werd gesproken in de Boekenbijlage (3 december 1988) door David Barnouw: ‘Het jood-zijn werd in Duitsland door iedereen anders beleefd en anders ingevuld. Maar geassimileerd of niet, liberaal of orthodox, voor de nazi's maakte dat geen verschil.’ Op de tiende mei 1940 worden ook de joodse vluchtelingen uit de ‘Nederland-blijft-neutraal-droom’ wakkergeschud. Behalve dat (ex-)Duitse joden als eersten opgeroepen werden om zich naar Westerbork te begeven, verschillen hun lotgevallen niet wezenlijk met die van de Nederlandse joden. Onderduiken, met vooral in de hongerwinter huizehoge problemen of deportatie met steeds de dood letterlijk voor ogen is het lot van bijna allemaal. Sommigen weten tot aan de Spaanse grens te vluchten, maar komen toch nog in een Duits kamp terecht, eentje weet Zwitserland te bereiken: iedereen heeft een ander verhaal. Bij diegenen die door onder te duiken de oorlog overleefd hebben, heerst een gevoel van grote dankbaarheid tegenover hun helpers. Zodoende zou een scheef beeld kunnen groeien van het o zo gastvrije Nederland dat zijn joden zo geholpen heeft. In het voorwoord wordt dat beeld wat rechtgetrokken, onder meer door het hoge percentage vermoorde joden uit Nederland te noemen.