Voetbalcultuur
Het zijn weer gouden tijden voor de verzamelaars van voetbalboeken. Om de periode tussen het zo enthousiast begroete Europees kampioenschap van 1988 en het met hoge verwachtingen tegemoet geziene Wereldkampioenschap van 1990 te overbruggen, heeft menige uitgever gemeend een bijdrage te moeten leveren, wellicht ook in de hoop een quick buck uit de hausse mee te kunnen pikken. De voorlopige oogst overziende, moet men echter concluderen dat er over de voor velen toch zo diep in het bestaan ingrijpende voetbalsport, nog altijd op bedroevend armzalig niveau wordt gepubliceerd. Er ligt een stapel recente voetballectuur naast mij. Veel haastig plakwerk met nietszeggende foto's. Een biografie van de gebroeders Koeman waaruit blijkt dat deze weinig te vertellen hebben. Een sympathiek maar onbeholpen boek van de speler Valke. Het opgeklopte verhaal van de gemaakte keeper Van Breukelen. Een serie onsamenhangende brieven van voormalig clubarts Jimmy van Rompu, waarbij je het onder het lezen benauwd krijgt van plaatsvervangende schaamte. Een van provinciale verongelijktheid uit elkaar vallende ‘autobiografie’ van Arie Haan. Een bij vlagen boeiende, maar in jongensboekenstijl geschreven biografie van de Volendammer Arnold Mühren. Een bundeling van oude columns van Nico Scheepmaker onder de olijke titel Rembrandt heeft nooit gevoetbald, die zonder hun actualiteitswaarde veel verliezen, maar tenminste niet door een semi-analfabeet geschreven zijn. De hier eerder besproken bundel De Bal, die naast een hoop drukte enkele geslaagde literaire bijdragen bevat. En een prachtig boek over De Kuip, van H. van Wijnen, misschien wel niet toevallig helemaal geen sportjournalist. Een kwalitatief schamele oogst derhalve en ik vraag me af waar dat aan ligt. De prulwerken kunnen we buiten beschouwing laten. Daar lijkt me iedere hoop ijdel. Maar ook de betere boeken missen iets. Het lijkt wel of het
ontbreekt aan een zekere vanzelfsprekendheid. Laat ik het anders zeggen: men lijkt doodsbenauwd voor de kloof tussen de wereld van het voetbal en die van de literatuur. De eerste behoort immers tot het rijk der dommen.
Is het niet simpelweg een kwestie van houding? Er is nu eindelijk een boekje verschenen dat een heel eind in de goede richting komt. Het heet De Schaduwen Van San Siro (Thomas Rap. 178 p., f 23,50) en werd geschreven door David Endt, persvoorlichter van Ajax. Endt woonde al in 1972 de derde Europacupfinale van Ajax bij. Maar wel gehuld in het blauw-zwart van tegenstander Inter. Oude liefde verloochent men niet. Van kinds af aan was hij fan van de club van Sarti, Facchetti en Sandro Mazzola. Waarom? Omdat Inter mooi was. Het jongetje uit Amsterdam-West voelde al wat het toen nog niet kon benoemen: traditie, stijl, allure. Het was het begin van een liefdesverhouding met het Italiaanse calcio. David Endt schetst een combinatie van carnaval, kerkdienst en middeleeuws toernooi. Hij beschrijft de helden van weleer als een soort ridders. De vooruitgesnelde roem en de toegeschreven heldendaden zijn wel zo belangrijk als de werkelijkheid. We lezen over Gianni Rivera, bijgenaamd Ragazzo d' Oro, Gigi Riva, alias de Rollende Donder, de kwetsbare held José Altafini en het Siciliaanse natuurverschijnsel Pietro Anastasi. Piet Keizer is heus een betere voetballer geweest dan Pietro Anastasi. Maar ‘Petruzzu 'u Turcu’ werd meer mythe. Op De schaduwen van San Siro is stilistisch het nodige aan te merken. Het is geschreven in kortademig proza. U kent het wel. Halve zinnetjes. Staccato formuleringen. Eén keer raken. Maar wat alles weer goed maakt, is dat Endt zich niet schaamt voor zijn emoties. Hij begrijpt wat echte voetbalcultuur is. Dat is wat anders dan het kleffe Oranje-gevoel van de meehossende media. Wat hij vindt in de cultuur van het calcio is niet alleen exotische opwinding en overdrijving, maar authentieke romantiek. Waardigheid ook. Endt voelt de vervoering van de Turijnse oma met de toneelkijker op de staantribune, die gestadig San Dino aanroept. Hij
hoeft zich niet, als zo menige journalist, meewarig lachend superieur aan haar te voelen. Hij begrijpt de passie, en hij herkent de momenten waar je kippevel van krijgt. Ik heb het al eens eerder gezegd: dat heeft te maken met respect. Het respect van de mensen, ook de supporters van Inter, die massaal gaan staan wanneer oud-Milankeeper Cudicini, bijgenaamd de Zwarte Spin, voor de derby de tribune betreedt. Zoiets bestaat hier niet. Overdrijft Endt? Ik weet het niet. Om iedereen bekende redenen is Liverpool niet de meest geliefde voetbalvereniging in Italië.
Maar de herdenking van de doden van Hillsborough in april 1989 was nergens zo indrukwekkend als in het San Siro.
Mazzola als mascotte van Torino in 1948
NM
Aan deze pagina werkten mee: Niek Miedema en Diny Schouten.