Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneZoals er in de Verenigde Staten mensen rondlopen die geloven dat Elvis leeft en dagelijks zijn boodschappen doet in de supermarkt om de hoek, zo zijn er hier nog altijd veel mensen heilig van overtuigd dat er zoiets als de werkelijkheid bestaat. Het is een rotsvast geloof. Natuurlijk is hij er, zeggen ze, de werkelijkheid. Je hoeft hen niets wijs te maken, zij zien hem toch dagelijks om zich heen? Literatuur is voor zulke mensen een soort veredelde werkelijkheid, een handige leugen. Literatuur is niet echt. Bij ieder boek vragen ze zich af hoe het werkelijk geweest is, wat de schrijver de waarheid nu precies heeft aangedaan. Waar heeft het zich allemaal afgespeeld? Dat huis op bladzijde tien, heeft dat werkelijk bestaan? Die stad die beschreven wordt, is dat nu Leiden of Delft of Haarlem of Geldrop? Interessant, dit personage, op wie is het eigenlijk gebaseerd? Heeft de schrijfster ook werkelijk een miskraam gehad? Is de auteur wel echt homoseksueel, net als zijn hoofdpersoon? Die moeder, is dat de echte moeder van de schrijver, of de moeder die hij altijd had willen hebben? Die broer, die zoon, die stiefzuster, dat nichtje, de oude grootmoeder, wie zijn het echt? Oorlog en vrede, het is aardig bij elkaar verzonnen, maar hoe zat het in werkelijkheid? En zouden die bomen er nog staan? Voorin De avonden staat: Elke gelijkenis van figuren of voorvallen in dit verhaal met werkelijke personen of gebeurtenissen is toevallig. Voor de mensen die ik hierboven beschreef, is zo'n standaardontkenning meer dan verdacht; het is vrijwel zeker dat de schrijver liegt dat hij barst. Achter het boek De avonden ligt voor hen de werkelijkheid: Frits van Egters, dat is Reve zelf, die vader, dat is zijn vader, die broer is de broer, enzovoort. Alles is ontleend, een op een, er is bijna niets verzonnen. Het is nog niet vastgesteld, of het moet al weer ontkend worden. De broer mag op televisie opnieuw komen vertellen dat het thuis heel anders toeging. En in het profiel van de oude Reve dat De Groene Amsterdammer vorige week in haar Reve-special opnam, wordt voor de zoveelste keer duidelijk gesteld dat de echte vader veel hoger aangeslagen moet worden dan de vader van Frits van Egters. Die man was namelijk helemaal niet zo'n weerzinwekkende sul als zijn papieren evenbeeld. En de rest is ook vertekend, sterker nog, er klopt helemaal niets van. Eigenlijk heeft De avonden niets met de realiteit te maken! De schrijver heeft alles verdraaid, uit zijn duim gezogen, bij elkaar gelogen. Vanzelfsprekend. Reve's boek heeft evenveel met de werkelijkheid te maken als een mariabeeld in een kerk met de Moeder van God. Zoals tien schilders een model op tien verschillende manieren afbeelden, zo kun je ook van vader Reve tien verschillende romanfiguren maken. Wie De avonden als een realistisch boek beschouwt, dat wil zeggen, als een boek dat de werkelijkheid probeert te spiegelen, is, laat ik het voorzichtig zeggen, niet goed bij zijn hoofd. Dat is een waarheid als een koe, iedereen weet het, en toch wordt iedere keer weer gezocht naar de werkelijkheid achter de fictie. En wanneer het allemaal niet blijkt te kloppen, natuurlijk niet, wordt het de schrijver min of meer kwalijk genomen, in plaats van dat het als een verdienste wordt aangemerkt. Wie is wie, wat is wat. Wie zo boeken leest, kan niet veel van literatuur houden, lijkt het. Verbeelding wordt beschouwd als leugenachtigheid. Een roman wordt gereduceerd tot anekdote. Zo gelezen is De avonden niet meer dan een tijdgebonden zedenschets, waarin je zo goed de sfeer van die eerste jaren na de oorlog kunt proeven. Toch gaat het om een verschijnsel dat van alle tijden is; sinds er gedichten en romans geschreven worden, heeft men de werkelijkheid erin willen herkennen. Ouders voelen zich beledigd door hun schrijvende zoon, gescheiden mannen spannen rechtszaken aan tegen hun best-sellende ex-echtgenotes, vrienden herkennen hun portret en willen de rest van hun leven niets meer met de auteur te maken hebben. En de lezers, die in geen enkele persoonlijke relatie met de schrijver staan? De lezers zijn altijd nieuwsgierig. Ook dat laatste valt wel te begrijpen. Een goed boek is een wereld in zichzelf; en juist dat is vaak onverdraaglijk. Wie van een boek houdt, leeft in dat boek, of het nu ‘realistisch’ is of niet. Daarom is het einde altijd onbevredigend, om de eenvoudige reden dat het opeens afgelopen is. De lezer staat weer alleen. Herlezen helpt niet, of maar even. De lezer wil meer, de lezer smacht naar een vervolg. Daarom gaat hij het in de werkelijkheid zoeken, in het leven van de schrijver. Wie is wie, wat is wat, allemaal in de hoop de wereld van de schrijver in de werkelijkheid aan te treffen. Het valt altijd tegen; zie De avonden. De behoefte van sommige lezers is zo groot, dat zij de schrijver zelf gaan opzoeken, in de verwachting toch tenminste een glimp van die wereld op te vangen. Dat leidt tot de grootste desillusie van alle, niet omdat de meeste schrijvers zulke egoïstische klootzakken zyn, maar omdat hun wereld enkel en alleen op papier blijkt te bestaan. Of zoals James Joyce antwoordde tegen een bewonderaar die hem vroeg of hij de hand mocht kussen waarmee Ulysses geschreven was: ‘Nee, want hij heeft ook heel andere dingen gedaan.’ |
|