Nader tot Léautaud
‘En laat me nu verdomme met rust,’ waren werkelijk de laatste woorden van Paul Léautaud, schrijft Martin Ros in Paul Léautaud. Een portret in foto's en teksten (De Arbeiderspers, serie Privé-domein, 178 p., f 15, -). Voor de bewonderaars die zich het liefst vrienden horen noemen heeft het laatste verzoek van ‘le misanthrope malgré lui’ wel het minste indruk gemaakt: Ros beschrijft in zijn inleiding een ‘Léautaud-gemeente’ van enige honderden belangstellenden, die in 1974 in Artis bijeenkwam voor een serie erediensten. Voorganger was Cees Buddingh', die opriep tot een Vereniging van Vrienden van Léautaud, maar tot oprichting daarvan is het - gelukkig maar - niet gekomen. In Frankrijk opereert vanzelfsprekend een onontkoombare Cercle des Amis de Paul Léautaud, door de voorzitster-zelf, Edith Silve, gekarakteriseerd als ‘een sekte’. Voor de gelegenheid van dit lokboekje dat méér vereerders en gelovigen naar de duurdere Léautaud-uitgaven in Privé-domein moet trekken, had Nederlandse Léautaudkenner Mels de Jong een interview met deze Edith Silve, die een wat onduidelijk antwoord geeft op de vraag wat nu eigenlijk de bedoeling is van die vereniging. Silve zelf verricht overigens goed werk: ze nam het ‘duivels karwei’ op zich van het persklaar maken van volgende delen Journal particulier - er zijn nog zeshonderd bladzijden te gaan, die nu nog slechts bestaan in Léautauds bijkans onleesbare minuscule, dicht opeengeschreven hand op postpapier van de Mercure. Het zijn altijd de vrouwen geweest, verbaast Martin Ros zich, die het eigen leven in dienst hebben gesteld van Paul Léautaud: over Léautaud-editeur Marie Dormoy is inmiddels door haar
opvolgster Edith Silve verraden dat zij zeer lang Léautauds minnares is geweest. In dit Portret in foto's en teksten staat de foto afgedrukt van de tot voor kort niet geïdentificeerde naaktfoto die bij Léautauds dood in zijn binnenzak werd aangetroffen. Edith Silve herkende haar als Dormoy, die haar eigen rol in Het geheime leven van Paul Léautaud in het duister liet. Mels de Jong en Martin Ros, samenstellers van dit bijzondere ‘kennismakings-album’, maakten een aantrekkelijke keuze aan teksten: wat fragmenten uit het Literair-dagboek, vijf dramatische brieven uit de Lettres à ma mère, een paar bladzijden aforismen, een klein essay over Stendhal, een poezen-elegie, en een sfeervol Maurice Boissard-stuk (‘Ma pièce préférée’) waarin Léautaud volmaakt tevreden met zichzelf de lof zingt van het eigen meubilair, mompelend tegen de buste van Diderot die op zijn commode staat, mijmerend over het ‘avontuurlijke zonderlinge, gewaagde of scandaleuze bestaan’ van wezens wier autobiografieën een ware verrukking voor hem zijn - en intussen ongemerkt zo'n zelfde intiem boek schrijvend: ‘Ik ga hier een van mijn bizarre karaktertrekken vertellen. Sommige van die boeken zijn zeldzaam geworden en kosten vrij veel. Wanneer ik een exemplaar tegenkom, dan koop ik het, waardoor ik me op andere gebieden offers moet getroosten. Dit is zó ontzettend mooi, denk ik dan bij mezelf. Niemand zou er zoals ik van kunnen genieten. Laten we zorgen dat het niet in verkeerde handen valt.’
DS
Aan deze pagina werkten mee: R. Ferdinandusse, Diny Schouten, Peter van Zonneveld, Joost Zwagerman.