Vrij van postkoloniale trauma's
‘In de Nederlandse pers verschijnt vrijwel nooit een verhaal van enige diepgang waarin wordt gepoogd de Indonesische sociale en politieke dilemma's van de post-koloniale periode vanuit de eigen Indonesische optiek te belichten.’ Dat schrijft Wiecher Hulst in de epiloog bij zijn bundel Indonesische reportages, Grote broer in Jakarta (Nijgh & Van Ditmar, 152 p., f 34,90.) In dit boek zijn twaalf sociaal-politieke bijdragen bijeengebracht die Wiecher Hulst de afgelopen vijf jaar schreef voor onder meer NRC Handelsblad, Intermediair en Vrij Nederland. Zij vormen de rechtvaardiging van dat ‘vrijwel nooit’ van daarnet, want Hulst schrijft kritisch over het heden, niet gehinderd door een postkoloniaal trauma. Hij wil het huidige Indonesië ‘zonder zelfbeschuldiging en gewetensonderzoek non-ideologisch onder de loupe’ nemen.
In 1980 verscheen zijn Betjakrijders, hoeren, generaals en andere politici, een verslag van zijn poging, vijfendertig jaar na de onafhankelijkheidsverklaring een reis dwars door de Indonesische archipel te maken. Hij begon in Aceh (Atjeh), maar kwam niet verder dan Bali, waar hij na een conflict met de staatsveiligheidsdienst werd opgepakt om vervolgens het land te worden uitgezet. Een paar jaar later lukte het wel: zijn Van Sabang tot Merauke (1988) beschrijft die reis, op basis van ontmoetingen met Indonesiërs van ‘velerlei slag, karakter, godsdienst en ras’, zoals de flaptekst toen vermeldde.
In beide boeken is Hulst een onderhoudend verteller, die gefascineerd is door Indonesië en die de huidige ontwikkelingen daar met kritische belangstelling volgt. De richting waarin het Indonesische staatsbestel zich ontwikkelt, wordt omschreven als ‘een neo-feodale, corporatieve geheime dienst-staat waarin macht wordt gelegaliseerd door macht’. Hij voert gesprekken met machthebbers en - vooral - met de critici van het bewind, die niet zelden ook tot die machthebbers behoorden, maar door hun opstelling in ongenade zijn gevallen.
Generaal Soeharto heeft meer macht dan Soekarno ooit heeft gehad, en hij weet die macht steeds verder uit te breiden. Zijn ‘Nieuwe Orde’ militariseert en uniformeert, en moedigt een kritische politieke instelling niet aan. Opmerkelijk is dat de machthebbers, die de islam op afstand houden, zich laten leiden door de kebatinan, de Javaanse mystiek, waar Hulst sterke staaltjes van geeft. Er zijn hoofdstukken over de verpaupering van het platteland, over de doodseskaders, over de gewelddadige onteigening van de grond rond de Borobúdur en over de invloed van de Soeharto-clan.
De Ankatan '45, de generatie die de onafhankelijkheid bevocht, begint nu echter op leeftijd te raken (het valt op, hoeveel geprekspartners van Hulst inmiddels overleden zijn). De grote vraag is wie de macht zullen overnemen: de jongste technocraten of de jongere militairen. Indonesië is een land met veel mogelijkheden, waar nu ingrijpende ontwikkelingen plaatsvinden die voor de toekomst van de bevolking beslissend zullen zijn. Het boek van Wiecher Hulst geeft op een heldere manier inzicht in de complexe problemen waar het land mee te kampen heeft.
PvZ
Aan deze pagina werkten mee: Atte Jongstra, Carel Peeters, Peter van Zonneveld.