Ik kan ‘De chauffeur verveelt zich’ bijna zingen
Ad Zuiderent promoveert op roman van Gerrit Krol
Jannetje Koelewijn
Ad Zuiderent (45) is dichter, poëziecriticus van De Tijd, redacteur van het Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige Literatuur na 1945, en docent aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Op 30 november promoveerde hij tot doctor in de Nederlandse letterkunde met een proefschrift getiteld Een dartele geest. Aspecten van ‘De chauffeur verveelt zich’ en ander werk van Gerrit Krol (Querido, 478 p., f 39,50). Jannetje Koelewijn sprak met de promovendus over zijn fascinatie voor Gerrit Krol.
Ad Zuiderent spreekt zichzelf graag tegen. Aan het eind van ons tweede gesprek, een paar dagen voor zijn promotie, zegt hij met halfgemeende, halfgespeelde jaloezie hoe knap hij het van sommige vakgenoten vindt dat ze in staat zijn om bij wijze van spreken vanaf de top van de Olympische berg hun meningen en hun theorieën te formuleren. ‘Neem nou Kees Fens,’ zegt hij. ‘Die maakt op mij de indruk dat hij overzicht heeft over wat hij weet en wat hij vindt. Overlijdt er bijvoorbeeld een belangrijke dichter, dan kan hij onmiddellijk een gedegen stuk over die man schrijven, en het staat de volgende dag in de Volkskrant.’
Zelf, zegt hij, zou hij dat ook wel willen kunnen, ware het niet dat hij meer het type van de verkenner is. In zijn kritieken bespreekt hij bij voorkeur nieuw verschenen poëzie, geen verzamelbundels, en het liefst stelt hij iedere keer opnieuw vast wat hij van belang acht en wat niet. ‘Een tijdlang ben ik al mijn recensies begonnen met het zinnetje “Poëzie is...”,’ zegt hij. ‘Bijvoorbeeld: poëzie is een maskerade. Of: poëzie is een omweg om te betogen wat je wilt betogen. Telkens iets anders. Altijd als ik denk dit is mijn visie, denk ik meteen misschien is het omgekeerde ook waar. Die eigenschap weerhoudt me ervan om al te nadrukkelijk uitspraken te doen. En als ik ze mezelf toch hoor doen, word ik lacherig.’
Tegenover de verkenners, onder wie hij zichzelf dus rekent, zet Ad Zuiderent de samenvatters, degenen die voor ieder artikel dat ze schrijven kunnen putten uit een reservoir van weloverwogen ideeën: niet alleen Kees Fens, maar ook iemand als Tom van Deel, literatuurrecensent van Trouw en de man bij wie Ad Zuiderent ooit afstudeerde. Maar nauwelijks heeft hij het verschil tussen de verkenner en de samenvatter uitgelegd, of hij wil ook deze uiteenzetting graag nuanceren. In zijn hoedanigheid van dichter voelt Ad Zuiderent zich namelijk wel een samenvatter. Of beter: een eclecticus. Geen vernieuwer, maar iemand die uit dat wat al bestaat, kiest wat van zijn gading is en in een nieuw verband plaatst. ‘Was ik een componist,’ zegt hij, ‘dan zou ik werken op de manier van Bach, of van Mahler. Dat zijn mensen die aan het eind van een traditie staan en in wie die tradities samenvloeien.’
Ad Zuiderent noemt drie auteurs van wie hij in de loop van zijn leven zeer veel heeft opgestoken (het woord invloed wil hij niet gebruiken, dat klinkt hem te veel naar naäpen): Lucebert toen hij nog op school zat en in de jaren vlak daarna, vervolgens Witold Gombrowicz, en tenslotte, vanaf 1966, Gerrit Krol. Over Gerrit Krol, of om precies te zijn, over een aantal aspecten van diens roman De chauffeur verveelt zich en ander werk, heeft Ad Zuiderent zijn proefschrift geschreven.
Gerrit Krol publiceerde De chauffeur verveelt zich in 1973, elf jaar na zijn debuut De rokken van Joy Scheepmaker. Oppervlakkig beschouwd gaat het boek, dat volgens de schrijver zelf in hoge mate autobiografisch is, over de belevenissen van een zekere Gerrit, die als automatiseringsdeskundige in dienst van verschillende oliemaatschappijen over de hele wereld reist, gedeeltelijk in gezelschap van zijn echtgenote Marie, gedeeltelijk in zijn eentje vanwege huwelijksmoeilijkheden. Halverwege het verhaal vestigt Gerrit zich voor een winter op het eiland Texel. Hij wil zich voortaan helemaal aan het schrijverschap wijden - maar het resultaat is een diepe persoonlijke crisis.
Behalve hierover gaat de roman over duizend en één dingen meer. Het verloop van het verhaal is ondergeschikt aan de ideeën waar de schrijver de lezer deelgenoot van wil maken. Vaak staan ze, omsloten door twee witregels, middenin de tekst.
Gerrit Krol schrijft niet wat je noemt gemakkelijke boeken, en Ad Zuiderent is de laatste om dat te ontkennen. ‘Een roman van Krol verslind je niet,’ zegt hij. ‘Je moet hem lezen achter je bureau, rechtop, met een notitieblok bij de hand.’
Gerrit Krol en Ad Zuiderent na afloop van de promotie
klaas koppe
Soms, bij eerste lezing, ergert hem dat: een mens is liever lui dan moe. Maar, zegt hij, een roman van Krol wordt pas echt interessant na herhaalde lezing. ‘Je bent lezer, maar je bent tegelijkertijd uitvoerder - alsof je een sonate van Beethoven op de piano speelt. Pas na veel oefenen kan het mooi worden. Was De chauffeur verveelt zich een muziekstuk, dan zou ik nu wel een recital durven geven.’