Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneOp de radio hoorde ik hoe een verslaggever zich te midden van de brokstukken van de Berlijnse Muur aan een stukje cultuurfilosofie waagde. ‘Maar je moet bedenken,’ zei hij tegen een collega met wie hij samen tijd stond te rekken, ‘dat deze mensen het allemaal nog moeten meemaken, de jaren zestig, de jaren zeventig, de jaren tachtig...’ In zijn stem klonk een vertrouwde mengeling van zelfgenoegzaamheid en afgunst door; de kapitalistische zelfgenoegzaamheid van de Mercedesbezitter ten opzichte van de Trabantrijder, de afgunst van de uitgebluste westerling op de eenvoud van oprecht geluk. Diezelfde mengeling kon je in de meeste commentaren horen. Er is iets gewonnen, werd je duidelijk gemaakt, maar er dreigt ook iets verloren te gaan. Het is op een vreemde manier teleurstellend dat Oostduitsers die gisteren nog een halve dag voor een brood in de rij stonden, vandaag een colonne vormen voor Beate Uhse. Het is pijnlijk mensen die hun hele leven onderdrukt zijn, te zien smachten naar een Zyliss Blitzhacker of een kruimeldief. Natuurlijk, niemand misgunt de Oosteuropeanen hun vrijheid, maar tegelijkertijd bestaat de angst dat zij net zo zullen worden als wij. Het kapitalisme mag dan sterk zijn, het is als koning Midas; alles wat er door aangeraakt wordt, verandert in puur goud, maar niemand weet beter dan wij dat goud niet gelukkig maakt. In de tijd van de Industriële Revolutie projecteerde men zijn dromen van heilige eenvoud en hartstocht op het Zuiden. Dáár, waar de tijd sinds de oudheid stil was blijven staan, kon je nog Echte Gevoelens ondergaan, dáár heerste armoede, maar ook onschuld. De zucht naar het zuiden, heette dat. Nu het zo veerkrachtige kapitalisme gezorgd heeft dat ook het zuiden is opgegaan in het noorden en een verenigd Europa allang een feit is (culturele identiteit, welke culturele identiteit?), veranderden onze onbestemde gevoelens over onze cultuur in een onvervalste zucht naar het Oosten. Het mooiste voorbeeld is de verfilming van Kundera's roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Niemand zal durven beweren dat het stel in die film het geluk voor het opscheppen heeft, maar hun jaloezie is authentiek, hun verdriet is authentiek, hun seksuele driften zijn authentiek. Hun ruzies zijn pijnlijk, maar ze spelen zich af in een authentiek eikehouten bed onder authentiek ruwe lakens en vanuit het authentiek vermolmde venster kijk je uit op een authentiek Praag. Zij worden gewekt door het authentieke licht van de zon op hun gezicht, niet door een Braun Remote Control klok; en je hoeft ons niet te vertellen wat gelukkiger maakt. Echte Gevoelens, daar gaat het om. Iedereen is geroerd door de ontwikkelingen in Oost-Europa en de bolste anticommunist kan zichzelf met terugwerkende kracht tot een groot denker uitroepen, maar als het Oosten nu ook al het Westen wordt, waarop moeten we dan onze onbestemde gevoelens over ons zelf projecteren? Het Verre Oosten is verworden tot een hypermaterialistische enclave van het Westen en de laatste ongerepte regenwouden roepen alleen nog associaties op met popzangers, hamburgers en rollen pepermunt. Alles wat wij aanraken verandert in goud; hard, koud, ongevoelig goud. Het is een ziekte: we zijn niet alleen besmet, we zijn ook besmettelijk. Blijf uit onze buurt! Soms kunnen we ons niet langer bedwingen en strekken we onze hand uit en proberen we het echte gevoel naar ons toe te halen. Het verandert altijd weer in kitsch. Mensen met echte gevoelens als Duoduo en György Konrád krijgen vierenveertig interviews en tien columns tegelijk aangeboden in onze kranten; net zolang tot we de laatste druppel Echte Gevoelens uit hen hebben geperst. En zie je wel: ze houden direct op authentiek te zijn en veranderen in ordinaire bestsellerauteurs. De Muur wordt eindelijk afgebroken en binnen enkele uren lijkt iedereen op elkaar. Lenin en Marx worden van hun sokkel getrokken, eindelijk, maar voor je het weet staat er een verguld standbeeld voor Bram van Leeuwen, prins van Lignac, voor in de plaats. Natuurlijk is het romantiek. De hedendaagse westerling kijkt naar een Oosteuropees burger zoals de mens van de Verlichting naar de edele wilde. Of zoals Lady Morgan in begin van de negentiende eeuw naar het onbedorven gedrag van de bewoners van Rome: ‘(...) de natuurlijke superioriteit van een volk, dat een eeuwenlang slecht bewind niet heeft kunnen onteren.’ Onschuld hoort erbij. Maar, ik zei het al, het eindigt hier altijd met kitsch. Vóór mij staat een doosje van bruin crisiskarton, waar met onbeholpen vuurrode cyrillische blokletters Moskou op gedrukt staat. Het ruwe karton, de slechte drukletters; het maakt een onmiskenbare authentieke indruk. Maar binnenin bevindt zich een flesje van een nieuw merk parfum dat even westers is als een dollarbiljet. Nu het communisme, met zijn gebrek aan verfijning en zijn armoede, zijn gevaarlijke politieke angel grotendeels verloren heeft, is het in de mode. Dacht je tot voor kort bij het horen van het woord Rusland nog aan de kozakkenschmalz van Iwan Rebroff, tegenwoordig geldt de schrale communistische eenvoud als uiterst sjiek. Dat doosje is niet armoedig, het is design. Wie het flesje opendraait en diep snuift, ruikt de onmiskenbaar valse geur van echte gevoelens. |
|