Billy Bathgate, de gelovige gangsterleerling
E.L. Doctorow weer op zoek naar de energie van de jaren dertig
Billy Bathgate door E.L. Doctorow Vertaling Willem van Toorn Uitgever De Harmonie, 401 p., f 39,50 Amerikaanse uitgave: Random House, importeur Van Ditmar, f 51,45
R. Ferdinandusse
Dutch Schultz was eigenlijk nog wel een nette gangster. Hij verdiende zijn vele geld met smokkel en gedwongen verkoop van bier en sterke drank en met een door hem opgezette illegale gokkerij. Om dat perfect te laten verlopen had hij politici en politie op zijn loonlijst. Een aardige bijverdienste was zijn Bond van Newyorkse Restaurant- en Cafetariahouders: leden van die bond betaalden Dutch Schultz om beschermd te worden, wie geen lid wilde zijn, of niet betaalde, of zeurde, kreeg een paar heren op bezoek die het bedrijf in puin sloegen. De man die namens die bond dat leegschudden leidde (het bracht het voor die tijd smakelijke sommetje van twee miljoen dollar per jaar op) was Jules Martin, geboren Modgilewsky en bijgenaamd Modgilewsky the Commissar want hij sprak vooral met knuppels en vuisten.
Dutch Schultz was een nette gangster omdat hij principieel niet in drugs deed en idem geen hoeren exploiteerde. Hij was een goede klant van Polly Adler, de bekendste Newyorkse Madam van die dagen, en gaf grote feesten in haar bordeel, maar in tegenstelling tot collega-gang-leiders eiste hij geen partnerschap of percentage, maar betaalde altijd keurig.
Schultz was een kleine, goed gebouwde man, met een niet onaantrekkelijk gezicht. ‘Volgens de dames leek hij op Bing Crosby, maar dan met een scheefgeslagen neus.’ Zo staat het in Kill the Dutchman!, het boek van Paul Sann, eerst misdaadverslaggever, later hoofdredacteur van de New York Post.
De gangster begon zijn leven (in 1902) als Arthur Flegenheimer, een aardige jongen die via het biljart snel gewend raakte aan snel en simpel geld verdienen. Hij nam de naam Dutch Schultz over van een beruchte vechtersbaas (‘Hij trok je ballen eruit met wortel en al’), die in een gangsteroorlog het leven liet. Schultz droeg mooie grijze hoeden, zijden dassen en sjaals, maar haalde zijn pakken uit het confectierek. Hij had altijd een pistool bij zich, onder zijn overhemd in de broekrand gestoken.
Gemakkelijk in de omgang was hij niet, zoals de hierboven al genoemde Commissar Jules Martin ondervond. Hij moest op een avond Dutch Schultz, krap bij kas, wat kleingeld brengen. Ze zaten aan tafel en kregen ruzie over geld. Dutch was kwaad, hij had gedronken, hij rukte zijn pistool te voorschijn, stak de loop in de mond van de nog pratende Martin en haalde de trekker over. (Het lijk werd buiten de stad in de sneeuw gevonden. De toedracht werd pas jaren later bekend toen Schultz' advocaat, Dixie Davis, die tot zijn afgrijzen er aan tafel bijzat - Schultz zei tegen hem: ‘You must hate me for this’ - het onder ede vertelde.)
De man die Dutch Schultz aanpakte was Thomas E. Dewey, later, in 1948, bekend geworden omdat hij bij de presidentsverkiezingen van dat jaar het als Republikeins kandidaat op het laatste nippertje moest afleggen tegen Harry Truman. In 1935 was hij hoofdofficier van justitie, speciaal benoemd om de georganiseerde misdaad tegen te gaan. Deweys strategie richtte zich (net als in Chicago met Al Capone gebeurde) op belastingontduiking, want voor andere misdaden waren zelden getuigen te vinden. Maar bij Dutch Schultz mislukte ook dát, één keer kwam een jury er niet uit, de tweede keer verklaarde de jury - Schultz' verdediging was dat hij graag wou betalen maar geen belastbaar inkomen had - hem onschuldig. De rechter was woedend, noemde de jury een schande voor de natie.
Na het schot in de wc-ruimte strompelde de bloedende Dutch Schultz terug naar het restaurant waar hij in deze houding op de ambulance wachtte. In de spiegeling op de achtergrond is een politieman zichtbaar
Een foto uit het ziekenhuis van Newark. De fatale kogelwond van Dutch Schultz wordt den volke getoond
De grote gangsters, Meyer Lansky, Louis Lepke Buchalter, Lucky Luciano, vonden de publiciteit (de oorlog Dewey-Schultz stond vaak op de voorpagina) niet prettig. Bovendien kostten die rechtszaken de gang scheppen geld en daarom nam Bo Weinberg, Schultz' eerste luitenant, stiekem contact op met Lucky Luciano: Schultz moest weg en de kassa moest weer gewoon rinkelen. Bo Weinberg was een bekende uitgaansfiguur, verloofd met de populaire showgirl Anna May Turner. Voordat Weinberg zijn plan kon uitvoeren verdween hij. Volgens sommigen schoot Dutch Schultz hem, terwijl ze een autoritje maakten, door het hoofd maar anderen beweren dat Lulu Rosenkrantz, Schultz' hitman, (eveneens in een auto) voor de executie zorgde. De volgende dag kreeg Bo's broer, George Weinberg, die ook voor Schultz werkte, bezoek van zijn baas die hem het gebeurde kwam uitleggen, met de tekst: ‘George, we hadda put a kimono on Bo.’ Een kimono aandoen: Bo was in cement gerold en daarna in het snelstromende water van de East River gemikt.