Schrootjes tegen de muur
Hoe burgerlijk moet men zijn om iets of iemand burgerlijk te vinden? Met deze zichzelf in de staart bijtende slang worstelt Hans Vandersmissen op elke pagina van zijn Anti-burgerlijk handboek (Aramith uitgevers, 96 p., f 14,90) en het kan dan ook niet anders of hij wordt door zijn eigen monster gewurgd. De ondertitel van het (typische cadeau)boekje luidt: ‘Hoe hoort het eigenlijk niet?’ en dit opent de sluizen voor een vloed van verschijnselen die op enigerlei wijze negatief geladen zijn in de ogen van de schrijver. De voorbeelden die aan de orde worden gesteld van dingen die ‘niet kunnen’ of ‘niet mogen’ zijn echter zo uiteenlopend dat de lezer zich met grote regelmaat afvraagt wat nog het verband met burgerlijkheid is (waar overigens geen definitie van wordt gegeven). Iedereen die zich bezighoudt met gedrag dat op wat voor manier dan ook ‘niet oké’ is, valt terug op de tien geboden, zo ook Vandersmissen die zich vooral stoort aan de menselijke hebzucht en hovaardigheid. Hij ergert zich aan alles wat met onechtheid, poses en ijdelheid te maken heeft en dit brede uitgangspunt geeft hem de gelegenheid om uit te pakken over de valse bruine teint afkomstig van zonnebanken of solaria, het gedrag van nouveaux riches op zeezeiljachten, de volgens hem verderfelijke gewoonte van cadeaulijsten bij huwelijken, maar ook de wens om de arbeidersklasse bewust te maken, zoals die destijds door revolutionaire studenten werd gekoesterd, de small talk op recepties en feestjes, het declareren van van alles en nog wat en congresbezoek in het algemeen (‘de burgerlijkheid ten top om op en ten koste[n] van je bedrijf je een dag ordinair te drukken en daar nog pompeus over te doen ook’). Dit is te veel. Al valt best te verdedigen dat veel van de door hem beschreven verschijnselen niet deugen, waarom zou je dat allemaal burgerlijk noemen? Het verheldert
niets, het draagt niets bij, je schiet er niets mee op. Vandersmissen heeft een aantal parti-pris: hij is tegen de christenen vanwege hun repressieve seksuele moraal, hij is tegen de VVD, hij is tegen de sociale stijgers (in zijn idee snobs bij uitstek), hij is voor eerlijke arbeiders (ook al hebben ze een Hammond-orgel en schrootjes aan de muur) en voor het feminisme (‘de mate waarin vrouwen maatschappelijk serieus worden genomen is de graadmeter bij uitstek voor de niet-burgerlijkheid van een cultuur’), en hij is voor waarachtigheid en authenticiteit. Af en toe op het onnozele af. In het hoofdstuk, gewijd aan het afkraken van Amy Groskamp-ten Have - die hij ervan beschuldigt aan te zetten tot namaakgedrag - citeert hij bijvoorbeeld met afgrijzen Amy's wenk om in een conversatie niet hele films en boeken na te vertellen omdat men daar zijn gespreksgenoten mee verveelt. Vandersmissens commentaar: ‘Het is dus slechts toegestaan oppervlakkig heen en weer te zwammen. Het is hoogst onbeleefd iets van de stof af te weten en ergens inhoudelijk op in te gaan.’ Een wel heel tendentieuze samenvatting van de gedachte dat het niet van beleefdheid getuigt om conversaties te monopoliseren. Ook tamelijk onnozel zijn de historische uitweidingen: ‘Sinds Gibbons The Rise and Fall of the Roman Empire hebben vele zwartkijkers het einde der (westerse) tijden aangekondigd zodra er werd gewipt voor de recreatie in plaats van de procreatie.’ ‘De beroemdste van het gezelschap pionierzielknijpers was ongetwijfeld professor dr. Sigmund Freud.’ De vraag is welke lezers gediend zijn met deze vlotjes geformuleerde ‘encyclopedie-voor-beginners’ wijsheden. Achterin staat dan toch een lijst met gedragingen die niet door de beugel kunnen, even uiteenlopend als het voorafgaande: ‘proberen zijn vrouw te bewegen de baan die zij zo leuk vindt te laten schieten’, ‘zakenrelaties entertainen in
Yab Yum’ en: ‘namaakantieke balken van de Hubo tegen het plafond schroeven’. Van dit laatste dacht ik nu net dat het wel mocht, mits je het ook echt mooi vindt. Het wezenlijke van burgerlijkheid is dat het meestal onbelangrijke details betreft, waar je grootmoedig aan voorbij zou moeten gaan, of, als je er wel iets over wilt zeggen, dan op een satirische manier. Vandersmissen maakt zich niet vrolijk maar boos. Zijn toon is te serieus voor het onderwerp.
BR