Carel Peeters
Windmolenland
dirk huyghe
Anja Meulenbelt citeert in haar nieuwe boek Meer dan één engel met instemming een strijdgenote: ‘Verdacht maken, negeren, verdraaien, belachelijk maken zijn afweermechanismen via welke mannelijke critici en wetenschappers steeds weer erin slagen andere, niet welgevallige lezingen en interpretaties uit te sluiten uit hun vertoog’. Nu wil het geval dat boeken en artikelen waarin het woord ‘vertoog’ voorkomt, of ze nu van mammen of vrouwen zijn, door mij al aanmerkelijk minder serieus genomen worden. Er moet heel wat tegenover staan, wil het nog goed komen. Hetzelfde lot treft degenen die het kunnen hebben over ‘poëzie als institutie’, of ‘de literaire canon’, of ‘het literair bedrijf’, of ‘de grachtengordel’ of ‘de dominante literatuur’. Wie het daar zonder ironie over heeft, wie ermee schermt en argumenteert leeft bijna in een andere wereld. Dat is de wereld van de windmolens.
Het nieuwe boek van Anja Meulenbelt heeft als ondertitel ‘Over literatuur en seksenstrijd’. De vraag is: hoe ver staat een boek van mij af met een titel waarin een onsmakelijk woord als ‘seksenstrijd’ voorkomt? Ver. Dat zal aan mijn fijngevoeligheid liggen? Aan mijn behoefte om dit soort problemen te ‘negeren’? Ik zou het niet weten. Maar het moet te maken hebben met mijn permanente ongemakkelijkheid als ik artikelen of boeken lees waarin het met generaliserende swung gaat over ‘de vrouwen’, ‘de mannen’. ‘Dat vrouwen schrijven als vrouwen, lezen als vrouwen, oordelen als vrouwen, dat wil zeggen, dat onze waarnemingen gefilterd worden door onze voorgaande ervaringen, levensstijlen, is een tamelijk acceptabele opvatting’ schrijft Anja Meulenbelt. Dat is helemaal geen tamelijk ‘acceptabele opvatting’. Dat is een opvatting waar je niks aan hebt. In de literatuur is een accent op ‘vrouwelijkheid’ alleen te verantwoorden als het zichzelf verantwoordt door het literaire gehalte, precies als bij ‘mannelijkheid’ of welke seksuele voorkeur ook. Wat voor geslachtelijkheid er ook gepresenteerd wordt, wanneer het literair iets voorstelt behoeft het geen excuus.
Anja Meulenbelt doet in Meer dan één engel een poging om zich te bevrijden uit de knellende banden van het dogmatische feminisme, maar ze rijgt zich tegelijk weer in een ander korset. ‘Het gaat er om aan te tonen dat ook het literair bedrijf een terrein is van machtsongelijkheid, onder andere machtsongelijkheid tussen de seksen, en dit hiërarchisch onderscheid zelf te ontmaskeren.’ Helemaal kosjer is deze zin niet, maar de strekking is duidelijk. De strijd is kennelijk verlegd naar ‘het literaire bedrijf’. De essays in dit boek handelen daar tenminste voor een groot deel over: de strijd is er op gericht dat in ‘de literaire canon’ meer vrouwen komen. Het is, in de geest van Maaike Meijers boek De lust tot lezen, een strijd tegen het ‘literair systeem’. Ik denk dat dit een strijd tegen windmolens zal zijn, want een ‘literair systeem’ is er niet. Het zal een nieuwe bezigheid zijn, dat wel. Er zullen misschien pleidooien worden gehouden (zoals door Maaike Meijer) voor ‘circuits van werking’ zodat er romans, verhalen en gedichten geschreven zullen worden gericht op bepaalde groepen, maar literatuur is dat niet. Waarom maakt alles wat Anja Meulenbelt schrijft over de door mannen beheerste ‘literaire canon’ en de ‘macht’ in de literatuur zo'n zinloze indruk? Is een van de vruchten van de strijd in de afgelopen jaren, de instelling van de Anna Bijns Prijs, écht iets dat verschil maakt, behalve dat het fungeert als iets dat de stoom van de ketel haalt en dat om de paar jaar voor een feest van verbroedering zorgt? Er bestaan in de Nederlandse literatuur geen flagrante voorbeelden van onrechtvaardigheid ten opzichte van schrijfsters. Er worden in de literatuur geen vrouwen bewust genegeerd.
‘De vraag is nu hoe het komt dat de “beroepslezers”, voornamelijk mannen met een enkele in het circuit toegelaten vrouw (...) zo weinig belangstelling en waardering hebben voor het werk van vrouwen’. Is dit een vraag? Heeft Anja Meulenbelt dit door onderzoek geconstateerd? Hebben mannelijke critici minder belangstelling en waardering voor het werk van vrouwen? Hans Warren, Jaap Goedegebuure, Tom van Deel, Arnold Heumakers, Koos Hageraats, Reinjan Mulder, Rob Schouten, Frans de Rover, Guus Middag, Hans Bouman, Anthony Paul? En als ze wel eens minder gunstig over een boek van een vrouw oordelen, slaat die kritiek dan op niks? ‘Waarom vinden ze het nodig om vol te houden dat hun smaak representatief is voor het literair klimaat?’ Houden ze hun smaak voor ‘representatief voor het literaire klimaat’? Schrijven ze niet gewoon wat ze vinden en dat is dat? En schrijven Doeschka Meijsing, Barber van der Pol, Gerda Meijerink, Diny Schouten, Janet Luis, Doris Grootenboer, Jessica Durlacher, Rudi Wester, Louise Fresco, Nienke Begemann, Mariëtte Haveman, Aleid Truijens, Bernadette de Wit, Liesbeth Koenen enzovoort ook niet gewoon wat ze denken en dat is dat? ‘Op de paar uitzonderingen na van vrouwen die min of meer in de canon worden opgenomen wordt de werkelijke confrontatie met het werk van vrouwen uit de weg gegaan.’ In welke wereld leeft Anja Meulenbelt eigenlijk? In Windmolenland.