Haatserenades
Theo van Gogh en Herman Brusselmans hebben sinds kort meer met elkaar gemeen dan hun beider zucht naar polemiek. Zowel Van Gogh als Brusselmans werden enige tijd geleden door hun werkgevers met zachte doch besliste hand gedwongen hun columns in respectievelijk Het Parool en De Morgen te staken. Van Gogh had het gepresteerd om met een modder gooiende column over onder meer de pas overleden Simon van Collem enkele honderden abonnees te verjagen. Bovendien had hij zijn bijdrage besloten met de wens om in nabije toekomst een in memoriam te kunnen spreken voor Joris Ivens - die, zo wilde het bizarre toeval, bleek te zijn overleden in de nacht dat Van Goghs gewraakte column ter perse ging. Brusselmans stuitte op zijn beurt op het veto van de cultuurredacteur van De Morgen, Herman de Coninck. De Coninck had zich al vaker geergerd aan de beledigingen van Brusselmans en besloot diens bijdrage over het Vlaamse commerciële tv-station VTM te weigeren met als reden het ‘grensverleggende seksisme’ waaraan Brusselmans zich volgens hem had schuldig gemaakt. Inmiddels is Van Gogh verhuisd naar Panorama en dook Brusselmans' gewraakte epistel op in Propria Cures en hebben beide onsubtiele beroepsjenners de columns die zij voor hun ex-werkgevers schreven, verzameld. In De geschiedenis van de wereldliteratuur (Bert Bakker, f 24,90) veegt Herman Brusselmans met grote volharding de vloer aan met voomamelijke debutanten en zijn vaste gezelschap van vijanden, onder wie Monika van Paemel, Brigitte Raskin, Mireille Cottenjé, Guido Lauwaert, Hubert Lampo en natuurlijk Herman de Coninck himself. Brusselmans' scheldpartijen voegen niet veel toe aan het vorig jaar verschenen De geschiedenis van de Vlaamse letterkunde. Opnieuw vervoegt hij zich weer verbluffend laag bij de grond, is een op de vijftien
grollen goed voor een grimlach. Maar Brusselmans schiet niet echt meer met scherp, zijn buks is gericht op bijna alles en iedereen en de hagel is inmiddels overbekend. Het wordt tijd dat Brusselmans zijn wapentuig wat opkalefatert, maar nog beter is het om het misschien eens op te bergen. Gelukkig schrijft hij nog steeds romans waarin hij in het algemeen meer op dreef is.
Ook Theo van Gogh lijkt niemand te ontzien, en het moet worden gezegd dat zijn haatserenades, verzameld in Mijn favoriete graftak (en ander onheil) (uitgeverij Gerard Timmer, f 19,90) het gemoed meer doorklieven dan die van Brusselmans. Van Gogh gaat in Mijn favoriete graftak tekeer als een op drift geraakte kamikazepiloot en wenst met name iedereen in de vaderlandse film- en amusementsindustrie die hem irriteert, ‘onderuit te halen en vakkundig te slopen’. Enkele slooppraktijken zijn hem komen te staan op rechtszaken (aangespannen door onder anderen Sonja Barend), financiële represailles (Rob Out trok een investering van drie ton in een van zijn films terug) en aanverwante conflicten, waar Van Gogh, dat mag wel worden benadrukt, nimmer als aangeschoten wild uit te voorschijn is gekomen. Het is geloof ik not done om je met de columns van Van Gogh te vermaken. Er rollen dan ook geen stilistische hoogstandjes uit zijn pen, maar zijn woede en verontwaardiging zijn oprecht en anders dan bij Brusselmans gaat Van Goghs polemische toon nooit over op de automatische piloot. Op de achterflap van Mijn favoriete graftak wordt een andere ruziezoeker, Bob Polak, opgevoerd, die meldt al vele jaren gefascineerd te zijn door zelfmoordenaars; inderdaad kan Van Goghs alles opslorpende haat huiskamerpsychologischerwijs worden teruggevoerd tot een door melancholie aangewakkerde zelfhaat en begeven zijn samoerai-achtige aanvallen zich soms in de richting van een soort omfloerste harakiri. Van Gogh spaart niemand en vooral zichzelf niet. Eigenlijk zijn de beste stukjes in Mijn favoriete graftak die waarin Van Gogh bejubelt in plaats van beschimpt; de films Nightporter, Barfly en A Clockwork Orange roepen bij hem herinneringen op die resulteren in, jawel, gevoelige, ontroerende alinea's.
JZ
Aan deze pagina werkten mee: Niek Miedema, Diny Schouten, Peter van Zonneveld, Joost Zwagerman.