Carel Peeters
Artistieke types
dirk huyghe
Ik maak me maar liever geen voorstelling van de mensen die op 21 september jl. in het Nederlands Filmmuseum te Amsterdam afkwamen op de officiële ‘presentatie’ van het boek Kunstmanagement van Dirk Noordman. Mijn fantasie zou protesteren. Die heeft wel iets anders te doen. Er staat onder meer in te lezen: ‘Het hoofd algemene zaken moet het leuk vinden om met artistieke types om te gaan.’ En: ‘De kar wordt hier aanvankelijk door een artistiek bevlogen persoon getrokken.’ En: ‘Het maken van een artistiek imago is het met een duidelijke persoonsnaam ondertekenen van het produkt.’ En: ‘Het belangrijkste is, dat de artistieke entrepreneur niet verkokerd raakt in artistieke zelfrealisatie.’ Of: ‘Bij imagebuilding gaat het achtereenvolgens om de positiebepaling ten opzichte van de collega's, het verbaliseren van de identiteit; het uitdragen van deze identiteit in de uitgaande informatiestroom; het toetsen of het imago bij recensenten, subsidiënten en toeschouwers klopt met het gewenste imago en het bijsturen waar dat nodig is.’ Of: ‘Maar de persmap van pioniers is niet compleet zonder een knipoog naar de subsidiënten.’
Wanneer zie je de betonnen domheid nu eens rustig en tevreden met zichzelf aan het werk? Gewoon achter het nieuwste bureau, gekleed in glimmend pak met een driedubbele rij knopen, artistieke sik en basketbalschoenen niet uitgesloten? Achterover leunend vraagt hij: ‘Kun je stap voor stap aangeven wat een artistiek pionier aan imagebuilding moet doen? B.: “Ik zal een poging wagen. Stap 1: Je vormt je een idee van je positie. Een loodgieter ergert zich aan lekkende kranen en voelt de dwingende behoefte die te verhelpen. Hij moet zich een beeld vormen van alle lekkende kranen en de positie van de bestaande loodgieters... Stap 2: Je bepaalt wat je wilt. Stel ik word pingpongballetjesfabrikant, dan kan ik het plan krijgen groene ballen te maken, omdat iedereen allerlei variaties maakt maar altijd wit”.’
Maar hoe zit het dan met de ‘motivatie’ in het kunstmanagement, dat is toch ook belangrijk? vraag ik het boek. Het antwoord laat op zich wachten. Eerst hoor ik veel digitaal gepiep en geschakel, dan het geluid van een schaar bij de kapper, dan het onheilspellende geronk van een agressief optrekkende turbische auto, dan het getik van ijs in glazen vermengd met flarden van een gesprek tijdens een zakenlunch. Maar dan komt het toch: ‘In de kunstensector biedt het zelfbeeld de belangrijkste motivatiemogelijkheden, in de profitsector de behoeftenschaal. In het kunstbedrijf werkt praktisch iedereen in de eerste plaats voor de roem en de uitstraling van het geleverde produkt.’
Maar kan de ‘artistieke entrepreneur’ niet gewoon beter zijn bijl uit de kofferbak van zijn auto nemen en zich een gat in de markt slaan? vraag ik het boek. Nee, zo gaat dat niet. Dat is gebruikmaken van de agressive tool. Gebleken is dat dat in het artistieke bedrijf geen profit oplevert. Er moet gemanaged met een managementtheorie, daar is iedereen het inmiddels wel over eens. Men werkt tenslotte vaak met ‘pioniers’, en het gaat om een ‘artistieke produkt’ en om ‘echtheid’. Dat kan alleen gestimuleerd worden met onversneden management, ook al zijn die ‘artistieke types’ daar, natuurlijk geheel ten onrechte, huiverig voor. De ‘crux’ is ‘public relations’ in een ‘marktgerichte organisatie’ die ‘de kringloop van de kunstensector’ in het oog houdt om ‘functieverrijking’ te bereiken. Daarvoor is ‘een motivatiemodel met meerdere lijnen’ nodig om te voorkomen dat een situatie ontstaat waarin sprake is van ‘een artistieke overprofilering en een onderbelichting van het zakelijk potentieel’. En niet te vergeten: ‘de juiste stappen op het marketingspad.’ Hebt u dan, zo vraag ik het boek, te maken met een stelletje ongeregeld? Dat zou het boek wel denken! Wat weet een artistiek type van de ‘pioniersfase’, de ‘investeringsfase’ en de ‘continuïteitsfase’ in een kunstbedrijf? Ik vrees, zeg ik, dat Rudi Fuchs, Gerard Jan Rijnders of Sjarel Ex er niet wakker van zullen liggen. Dan wordt het tijd dat ze het chapter ‘De persoonlijkheid van de zakelijk leider’ eens scannen, antwoordt het boek gestoken. De zakelijk leider moet zich bevoorbeeld niet meteen van alle functies meester maken: ‘Hij dient in goed herkenbare stappen de
afzonderlijke functies een voor een naar zich toe te trekken.’ Is het dan niet beter iemand met artistieke bevlogen zachte handen van het Massage Instituut Kitty aan te stellen, dat delicate werk is toch niet iets voor door squash beëelte handen?, vraag ik. Daar had het boek nog niet aan gedacht, daar zat wat in. Anyway: ‘De directeur van een kunstbedrijf in de continuïteitsfase dient zowel van kwaliteit, echtheid, uitstraling en mode te weten als zakelijk instinct te bezitten. Zijn gevoel voor kwaliteit, echtheid, uitstraling en mode zijn bepalend voor het artistieke element in het monopolie; zijn zakelijke talenten zullen uitmaken, of hij het artistieke monopolie weet om te zetten in regelmatig terugkerende jaarlijkse inkomsten.’ Het is goed, zeg ik terwijl ik het boek dichtsla, dat vaak het woord ‘echtheid’ valt. In sommige boeken kan dat niet vaak genoeg gebeuren. Je hebt geen idee hoe gauw je het anders over het hoofd ziet.