Dichters over elkaar
Zouden er in de werkkamers van Nederlandse dichters portretten prijken van hun collega's; een foto van Ida Gerhardt aan de wand bij Vasalis, een tekening van het gegroefd gelaat van Bert Schierbeek boven de schrijftafel van Lucebert? Hun Engelse en Amerikaanse collega's blijken de gewoonte te hebben (gehad) elkaars portret een prominente plaats in de werkkamer toe te bedelen; bij W.H. Auden thuis viel onder anderen een tekening van Elisabeth Bishop te bewonderen, die op haar beurt weer de portretten van Robert Lowell en Marianne Moore aan de muur had hangen. Op het chaotische bureau van William Carlos Williams stonden tussen de stapels papier en parafernalia de ingelijste portretten van Ezra Pound en T.S. Eliot, terwijl in Eliots vertrek in het Londense Faber & Faber-kantoor weer een groot portret van Marianne Moore was te vinden. De interviews met genoemde dichters, Auden, Bishop, Lowell, Williams, Pound en Eliot, waarin melding wordt gemaakt van deze ketting van portretten, zijn onlangs verzameld in Poets at Work (Penguin, £6.99). Ook Robert Frost, Allen Ginsberg, Conrad Aiken, Anne Sexton, Archibald MacLeish, James Dickey, John Ashberry, Robert Fitzgerald en de twee weken geleden overleden Robert Penn Warren komen in Poets at Work aan het woord.
De interviews, veelal daterend uit de jaren vijftig en zestig, verschenen eerder in The Paris Review en in verscheidene afleveringen van de prestigieuze serie van Writers at Work. Nu de interviews met de dichters onder hen in één bundel zijn verzameld valt op hoe ontspannen, geduldig en met relativerende humor zij in de meeste gevallen over hun dichterschap en ook over elkáár praten. Het blijkt dat een aantal van hen elkaar diverse malen met raad en daad terzijde heeft gestaan. Zo vertelt T.S. Eliot hoe Ezra Pound The Waste Land bekritiseerde en het zelfs rigoreus voor hem inkortte. Elizabeth Bishop voorzag Marianne Moore eens van specifieke rijmwoorden en W.H. Auden had op zijn beurt in de eerste jaren van zijn dichterschap veel te danken aan de praktische adviezen van Eliot en Christopher Isherwood. Maar ook is men af en toe minder vriendelijk voor elkaar: Conrad Aiken noemde Pounds Cantos een ‘majestueuze mislukking’ en verweet William Carlos Williams nooit werkelijk belangrijke poëzie te hebben geschreven. En Robert Penn Warren wond zich op over de experimentele poëzie: ‘When you fail at something you can call it an experiment, an élite word for flop.’ Bijna alle in Poets at Work verzamelde dichters verdienden of verdienen hun brood door te doceren. In alle gevallen gaven zij les in creative writing. Robert Lowell, zelf jarenlang docent geweest, was er zeker van dat het schrijven van poëzie onmogelijk op een academie kon worden geleerd. Elizabeth Bishop moest haar studenten smeken niet iedere week een nieuwe bulk poëzie op haar bureau te deponeren. Auden ergerde zich aan de vrijblijvendheid van dergelijke cursussen creative writing en noemde het verschijnsel zelfs ‘gevaarlijk’. Als een docerende dichter zijn studenten en het
onderwijs wérkelijk serieus wil nemen, moet hij hen allereerst technische vaardigheden bijbrengen en hen uiteindelijk opdragen enkele gedichten van de docerende dichter zélf te voltooien, aldus Auden. Aardig zijn de verschillende adviezen aan jonge dichters; Anne Sexton is het bondigst: ‘Put your ear close down to your soul and listen to your heart.’
Af en toe betonen de geïnterviewden zich nogal komisch. De hoogbejaarde William Carlos Williams en zijn echtgenote voerden voor de interviewer een soms Monthy Python-achtig tweegesprek op, waarin onder meer een bezoek van Ezra Pound werd gememoreerd. Mrs. Williams vond Pound ‘egocentrisch, als altijd’. En toen Marianne Moore gevraagd werd naar haar interesse in andere kunstvormen, antwoordde ze: ‘The theater is the most pleasant, in fact my favorite, form of recreation.’ Interviewer: ‘Do you go often?’
Moore: ‘No. Never.’
Zulke intermezzo's verhogen de aantrekkingskracht van Poets at Work waarin, moge dat duidelijk zijn, prachtige interviews staan. De gesprekken met Eliot, Bishop en vooral Pound blijven het langst bij. Eliots evenwichtigheid dwingt bewondering af, Elizabeth Bishop betoont zich een meeslepend verhalenverteller en Pounds getormenteerdheid klinkt door in ieder antwoord. Gevraagd naar het waarom van zijn dichterschap antwoordde hij: ‘I am writing to resist the view that Europe and civilization are going to hell.’ Pounds laatste zin van het tweegesprek is tevens de mooiste uit Poets at Work: ‘Somebody said that I am the last American living the tragedy of Europe.’
JZ
Aan deze pagina werkten mee: Diny Schouten, Rob Schouten, Peter van Zonneveld, Joost Zwagerman.