Vernuft
W. Somerset Maugham verdiende bijzonder veel geld, maar hij werkte er ook hard voor: elke ochtend schreef hij, weer of geen weer, bezoek of geen bezoek. (Toen hij, oud, hij kon zijn schrijfhand haast niet meer gebruiken, ermee moest ophouden jammerde hij weken achtereen: wat moet ik nu met mijn ochtenden?) Maugham was een ambachtsman, die exact aanvoelde welk soort romans in de mode was, die precies wist welke toneelstukken publiek zouden trekken en die vervolgens aan de vraag voldeed. Hij had notitieboeken vol materiaal, bij zijn vele reizen over de aardkloot was het Haxton, die, drinkend en makkelijk pratend, voor hem het ene gegeven na het andere opdook. Calder analyseert dat werk, en komt in veel gevallen, vooral in de schitterende verhalen, tot de conclusie dat het gebaseerd is op homoseksuele gegevens, door Maugham met veel vernuft omgewerkt tot ‘normale’ intriges. Het konden dus eigenlijk nooit meesterwerken worden, hoe hard de meester ook schreef en vertelde, er was al te veel aan gesleuteld om nog recht uit het hart te kunnen komen. Wie het werk van Maugham zo leest, kan Calder moeilijk ongelijk geven.
Minder overtuigend is Calder in zijn pogingen om Maughams reputatie van meedogenloze sarcast te verzachten. Een van de bekendste anekdotes als bron voor deze reputatie is het voorval uit 1940. Maugham loopt zijn exvrouw Syrie in Londen tegen het lijf. Zij wil op reis, maar is doodsbang voor een Duitse torpedo: wat moet ze doen als haar schip geraakt is? Maugham heeft maar één advies: slikken. (‘Swallow, Syrie, just sw-swallow.’) De vrouw barstte prompt in snikken uit. Dat, legt Calder uit, was in het geheel niet wreed bedoeld. Maugham was zojuist met een vrachtvaarder in Engeland aangekomen en een (medisch gevormde) vriend had hem gezegd dat als dát schip zou zinken, de beste methode om pijnloos te verdrinken het direct openen van de mond was, ‘dan liep het water in je lijf en je was in korte tijd bewusteloos’. Het was, zegt Calder, dus juist een verstandig advies. Zo gaat ook het verhaal dat Maugham in 1955 op een avond hoorde dat zijn ex-vrouw dood was terwijl hij zijn onafscheidelijk bridge speelde. Onmiddellijk begon de oude schrijver met zijn vingers op de rand van de tafel te drummen onder het zingen van: ‘Geen álimentátie meer, pom pom, pom pom, geen álimentátie meer.’ Gelogen, schrijft Calder, hij vernam het op een ochtend per telegram.
Maugham en Syrie vlak voor hun scheiding in 1929
Als Virginia Woolf schrijft dat ze Maugham heeft ontmoet, slecht geschoren, ‘met kleine fretteoogjes, een blik van smart en kwaadaardigheid en gemeenheid en wantrouwen’, dan zegt Calder dat hij net een ongeluk had gehad en herstellende was en juist heel aardig was voor zijn omgeving. Als Dorothy Parker schrijft dat ze Maugham ‘een verschrikkelijk vervelend oud wijf vond’ dat alleen maar jongens om zich heen had en drie weken bridge wou spelen, dan zegt Calder dat ze er later wel anders over dacht.
Dat Maugham op zijn oude dag een gestoorde gek werd kan hij niet tegenspreken. Cecil Beaton, de fotograaf, was erbij dat Searle in de tuin een steen naar een passerende slak (sic!) gooide. Maugham werd kwaad, eiste van Searle dat hij ophield en het gevolg was dat Searle met een bijna onherkenbaar verwond gezicht in het ziekenhuis belandde. Beaton, schrijft Calder, had volgens Searle sterk overdreven, maar hij kon niet verhelen dat het gebeurd was.
Maugham en Searle lieten zich, al snel na de oorlog, een paar maal behandelen door dr. Niehans, de grote verjonger, die in zijn Zwitserse kliniek in Vevey, zijn cliënten inspoot met cellen uit foetussen van schapen en koeien. (Winston Churchill, een vriend, wou ook, maar de voorwaarde was drie maanden niet drinken en roken en dat vond Churchill een te grote opoffering.) Volgens Maughams eigen arts was het gevaarlijke kwakzalverij (Searle en Maugham moesten twee weken het bed houden om ervan bij te komen), maar Maugham bleef tot op hoge leeftijd fit, op zijn vijfentachtigste dook hij nog met snorkels en zuurstofflessen in de Middellandse Zee en op zijn negentigste had hij nog veel zin in neuken. Toen hadden zijn hersens het al begeven, daar deug-
Vervolg op pagina 12