Neef en nicht
Want Lydia Lopokova was een persoonlijkheid in her own right; ze bewoog zich op het snijpunt van verschillende culturen. Echt iemand waarvan we wel graag eens brieven zouden willen lezen. Ze was balletdanseres, bij het gezelschap van Diaghilev, dat toen in Parijs optrad en soms in Londen, maar financieel geheel aan de grond zat. Haar huwelijk was in staat van ontbinding. Ze verkeerde veel onder kunstenaars - Picasso was in 1918 getrouwd met een van haar collega's en hij heeft van Lydia een prachtige tekening gemaakt, die in dit boek is afgedrukt. Belangrijker is dat Lydia een groot talent voor woorden moet hebben gehad. Haar brieven zijn kleine kunstwerkjes, geschreven in zelfvervaardigd Engels, waarschijnlijk met het woordenboek erbij. Toen het ballet in Londen optrad (voor het eerst in 1918) beheerste ze die taal waarschijnlijk slecht, en later heeft ze van de nood een deugd gemaakt. Ze laat spelfouten staan (ze heeft het dikwijls over Maynards ‘intelect’) zodat hij haar kan corrigeren. ‘I am not like you talented in idea put into words, I express myself better in impulses towards you.’ En: ‘I posess (dus met driemaal s) enormous gossips in my bosom, I cannot stretch it out on paper, but double elements of warmth to you.’ En: ‘I embrace into your neck.’ Daarbij vergeleken zijn de brieven van Keynes aan de saaie kant.
John Maynard Keynes en Lydia Lopokova, 1925
De uitgave is bezorgd door Polly Hill - dochter van de Nobelprijswinnaar A.V. Hill, die getrouwd was met Margaret Keynes, Maynards zuster - en Richard Keynes, zoon van Maynards jongere broer Geoffry. Het blijft dus in de familie. Neef en nicht hebben de brieven geselecteerd, ingekort, en gestroomlijnd. De spelling van namen is gecorrigeerd, want daar maakten de briefschrijvers vaak een potje van. Selectie was nodig omdat Lydia haast iedere dag dat ze in een andere plaats was dan haar geliefde (en dat kwam veel voor) een brief schreef. Over de periode 1922-1937 waren dat tweehonderdduizend woorden. Keynes kwam op honderdvijftigduizend woorden. Ze hadden er blijkbaar zin in, en telefoneren was in die tijd niet zo voor de hand liggend. Neef en nicht leggen niet uit hoe ze precies met de bekorting en de stroomlijning te werk zijn gegaan, zodat wetenschapsmensen wel iets te fronsen zullen hebben, maar geen nood - al het materiaal ligt in de archieven van King's College in Cambridge waar Keynes vanaf 1919 aan verbonden was. Bovendien betreft het hier geen wetenschappelijke uitgave maar een menselijk document.
De mens achter het document is vooral Lydia Lopokova. Over haar is al vrij veel geschreven - in 1983 nog een hele bundel onder redactie van Milo Keynes - maar uit deze brieven komt zij naar voren als een innemende vrouw met een persoonlijke stijl. Dit is niet de hersenloze trut waar Bloomsbury haar voor hield. (Virgina Woolf: ‘You can't argue solidly when Lydia's there.’) Opmerkelijk is overigens dat Lydia nooit iets lelijks heeft geschreven over de mensen die zo minachtend over haar spraken. Ze is voorzichtig en tegelijk tolerant. Het zelfbeeld is dat van een clown - een erotische clown, overmand door gevoelens, poëtisch, en ook wel wat provocerend. Ze koopt kleren en schrijft dat ze er saucy uitziet. Ze verwijst naar platonische bezoekers, en impliceert dat er ook niet zo platonische zouden kunnen zijn, maar ze is dol op Maynard. Ze rapporteert de gesprekken met zijn homovrienden, waaronder Sebastian Sprott, met wie Keynes een verhouding had toen zij hem leerde kennen, en met Duncan Grant, de grote liefde in het leven van Keynes. Deze seksuele omnivoor zou als getuige optreden bij hun huwelijk. Dat wijst op Lydia's verdraagzaamheid en wijsheid. Haar schriftelijke liefdesbetuigingen zijn poëtisch: ‘My fermentive impulses for your mind, body and soul.’ ‘I send a chirp from under my left breast.’ ‘I kiss you outside inside.’ ‘I gobble you my dear Maynard.’ Hij daarentegen brengt het niet veel verder dan ‘I am very tired and lean my head on you,’ of het nogal defensieve ‘My dearest, only love’ aan hel begin van een brief, die vervolgens snel overgaat op berichten over het artikel dat hij aan het schrijven is of het bezoek van een Amerikaanse collega die na een halfuur weer ophoepelde ‘so I give him very good marks’. Er is nu en dan sprake van geld - Lopokova zit geregeld op zwart zaad. ‘I have need for money. Hotels
are paid every week, in the place where I am established. I like to send money to my mother also.’ De enige brief waarin ze blijk geeft van consternatie gaat over een biljet van vijf pond dat ze op straat heeft verloren - hij stuurt meteen een nieuwe ‘big bob and also five little ones’. Maar het gaat altijd over kleine bedragen; de lezer krijgt niet de indruk dat Lydia echt op groot geld uit is. Daarover beschikte Keynes destijds ook nog niet.