Onbezorgd zwerven
Arthur van Schendels vader was kapitein bij het Nederlandsch-Indisch leger en getrouwd met een meisje uit een oude Indische familie, die als bruidsschat onder andere drie slavinnen had meegekregen. De jonge Arthur zag zijn vader zelden, en zijn moeder liet de opvoeding over aan de bedienden. Hij had wel wat vriendjes, maar in wezen was dit toch een afgezonderd en eenzaam bestaan met maar nu en dan een feestelijke gebeurtenis. Dit zou praktisch zo blijven tot zijn volwassenheid, want toen hij zeven jaar oud was (in 1881) nam zijn vader om de gezondheid van zijn moeder ontslag uit de dienst en vertrok het gezin naar Nederland, waar de vader een paar jaar later stierf. Dan begint een onophoudelijke zwerftocht van moeder en zoon, van Haarlem naar Den Haag naar Amsterdam, en van het ene huis naar het andere. Zelf zegt hij dat hij tussen zijn achtste en zijn twintigste in ruim vijftig huizen onderdak heeft gehad; vaak was dit geen wonen te noemen, omdat zijn moeder geen enkel begrip van geld had, en zij herhaaldelijk wegens huurschuld op straat werden gezet. Af en toe werd de school bezocht, maar vaak ook niet, omdat het schoolgeld niet betaald was, zodat hij de meeste tijd buitenshuis doorbracht, en een grote liefde voor zwerven en wandelen ontwikkelde. Deze wandelingen hadden de allure van even heen en terug naar Haarlem, of een hele nacht in het Gooi, of naar Apeldoorn. Hij is zijn leven lang een zwerver en wandelaar gebleven. Zijn belevenissen in dit zeer gevarieerde, overwegend straatarme bestaan in het Amsterdam van het einde der vorige eeuw vertelde hij herhaaldelijk aan zijn kinderen, die deze verhalen zo boeiend vonden, dat zij hem vroegen dat op te schrijven, wat hij in 1930 deed, met de bedoeling dat het nooit uitgegeven zou worden. Nu vader en kinderen gestorven zijn heeft de familie besloten dit document toch uit te geven en daar mag men hen bijzonder dankbaar voor zijn. Jeugdherinneringen. Een document (Meulenhoff,
f 29,50) is een boeiend verslag van de ontwikkeling van een intelligente, leergierige, ondernemende jongen, die geleidelijk de charmes van de grote stad, de natuur en de kunst (boeken, toneel) ontdekt, zonder een cent, maar die zich daarover nooit beklaagt en zich niet te kort gedaan voelt. Over wat wij nu een vreselijke jeugd zouden vinden brengt hij zorgeloos verslag uit. Hij heeft daar waarschijnlijk ook niet erg onder geleden, omdat hij altijd vluchten kon in zijn verbeelding en op latere leeftijd enorm veel las, gedichten schreef, en ten slotte naar de schouwburg ging. Ook voor wie geen bewonderaar van Van Schendel is heeft dit boekje een onweerstaanbare charme, doortrokken als het is van de sfeer aan het einde van de vorige eeuw, zei het van onderaf bekeken.
FD
Aan deze pagina werkten mee: Diny Schouten, Joost Zwagerman en F. Dekking