De mensen als grap van de goden
Een uitbundig epos van Abel Posse
De honden van het paradijs door Abel Posse Vertaling Jacqueline Hulst Uitgever Het Wereldvenster, 249 p., f 34,50
Maarten Steenmeijer
In zijn schitterende verbeelding van de geschiedenis van Amerika Kroniek van het vuur geeft de Uruguayaan Eduardo Galeano een opvallend grote openheid van zaken. Hij besluit ieder deel van zijn trilogie met een uitgebreide biografie waarin hij de bronnen vermeldt waaruit hij heeft geput voor zijn alomvattende epos dat begint bij de schepping en eindigt in 1984. Zelfs bij elk van de honderden fragmenten waaruit Kroniek van het vuur is opgebouwd, heeft de auteur aangegeven op welke bronnen hij zich heeft gebaseerd.
In De honden van het paradijs heeft de Argentijn Abel Posse (1936) eveneens een indrukwekkende hoeveelheid bronnen (dagboeken, studies, literaire werken, filosofische werken, et cetera) verwerkt, zo mag worden afgeleid uit de talrijke historische én contemporaine figuren en gebeurtenissen waarnaar deze bijzondere historische roman verwijst. De manier waarop Posse dat heeft gedaan, verschilt echter hemelsbreed van die van Galeano. Waar Galeano uitdrukkelijk zijn literaire verbinding koppelt aan (historische) documenten en daarmee blijk geeft van zijn streven naar een zekere mate van historische getrouwheid, daar zet Posse zich resoluut van de geschiedschrijver en elke andere vorm van wetenschap af. ‘Er bestaat alleen maar de geschiedenis van het hoogdravende, het zichtbare, van daden die eindigen in kathedralen en optochten; daarom is de betekenis van geschiedenis die is opgesteld voor officieel gebruik zo banaal,’ zo luidt een van de terzijdes in de roman. Ergens anders wordt gesproken van de ‘wezenlijke onbetrouwbaarheid van de geschiedschrijvers’ omdat ze alleen maar ‘weinig belangrijke zaken’ op schrift stellen.
Posse gebruikt de (cultuur-)wetenschappelijke bibliotheek dus ook op oneerbiedige wijze: als een grabbelton waaruit hij haalt wat hij kan gebruiken en daar vervolgens naar hartelust aan toevoegt wat hij nodig heeft voor zíjn verhaal. Dat verhaal behelst een uitbundige verbeelding van de gebeurtenissen die - volgens deze roman - de moderne tijd inluiden: de ontdekking en verovering van Amerika.
Posses oneerbiedige houding ten aanzien van de officiële geschiedschrijving treedt van meet af aan nadrukkelijk naar voren. Elk van de vier delen van De honden van het paradijs - Lucht, Vuur, Water, Land - lijkt keurig te beginnen met een kort overzicht van de belangrijkste jaartallen. De gebeurtenissen die achter deze jaartallen worden beschreven doorbreken echter de verwachting van historische getrouwheid en zetten de toon voor de roman. Zo staat er achter het eerste jaartal, 1461, het volgende: ‘Oorsprong van het moderne Westen: op 12 juni brengt Isabella de impotentie van koning Hendrik IV, haar halfbroer, aan het licht.’ En achter 1469: ‘Landsknecht Ulrico Nietz, beschuldigd van bestialiteiten wegens het kussen van een paard, komt vanuit Turijn in Genua aan. Het land wo die Zitronen blühen. De ontische pijn en de joods-christelijke zwendel. “God is dood.”’
Het zijn vooral de eerste twee delen van De honden van het paradijs die bol staan van de groteske, rabelais-achtige anekdoten die in de chronologische overzichten aan het begin van ieder hoofdstuk worden aangekondigd: de lichamelijke hartstocht tussen Isabella van Castilië en Ferdinand van Aragón, de markies de Sade-achtige behandeling waarop Columbus zijn vrouw tracteert, de copieuze banketten en feesten, het ‘panorgasme’ van Columbus als hij Isabella voor het eerst ontmoet...