Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneBas Heijne is tot 1 december afwezig. De boeken van de Engelsman Lytton Strachey brachten een revolutie teweeg binnen het literaire genre van de biografie; en zoals bij iedere revolutie werd naderhand ernstig aan de betekenis ervan getwijfeld. Revolutie, welke revolutie? Toegegeven, vergeleken met zijn Victoriaanse voorgangers was Strachey's oneerbiedige houding ten opzichte van zijn onderwerpen nieuw en verfrissend, maar de man ging op zijn zachtst gezegd slordig met zijn bronnen om en zijn freudiaanse interpretaties waren even subtiel als een klap met een moker. Bovendien maakten zorgvuldige karakterevaluaties maar al te vaak plaats voor nichterig gegniffel over stoute seks. Eminent Victorians en Victoria, uiterst leesbaar, dat wel, maar als biografieën worden ze niet langer serieus genomen. Het zal ongetwijfeld waar zijn, maar de belangrijkste les die de biografische revolutie van Strachey ons te leren had, werd - zoals bij de meeste revoluties - het snelst vergeten: hij hield het kort. Victoriaanse biografen voelden zich verplicht minstens drie zware delen te vullen met feitenmateriaal over hun onderwerp, Strachey huldigde het principe van de selectie; het was de taak van de biograaf om uit de torenhoge stapels bronnenmateriaal - brieven, dagboeken, archieven, gedenkschriften - de essentie van zijn onderwerp te destilleren. De biograaf was niet langer een archivaris, maar een kunstenaar. Ironisch genoeg kreeg Strachey zelf een biograaf die elfhonderdvierenveertig bladzijden nodig had om tot de kern van zijn persoonlijkheid door te dringen. Diezelfde biograaf, Michael Holroyd, steekt nu al zijn energie in een levensbeschrijving van Bernard Shaw - in drie delen. Hij zal ongetwijfeld nog meer pagina's weten te vullen dan de al even actieve biograaf Humphrey Carpenter, die ook liever in de breedte dan in de diepte werkt. Carpenter zette enkele jaren geleden bescheiden in met een boek over W.H. Auden (die biografieën haatte) van vijfhonderd bladzijden, maar echt op gang kwam hij pas verleden jaar, toen hij een levensbeschrijving van Ezra Pound het licht deed zien van duizend en vijf kantjes. Het kan nog erger en het zal ongetwijfeld erger worden: duizend bladzijden over Jackie Kennedy, drie delen levensgeheimen van Joan Collins, achttienhonderd pagina's over de hond van Marilyn Monroe. Het verschijnsel is algemeen. Al het geschrevene lijkt langer en dikker te worden: biografieen, studies, romans, kranten. Naarmate de woorden hun betekenis verliezen, heeft men er steeds meer nodig om hetzelfde te zeggen. Dunne boeken vallen niet meer op in de zondvloed van woorden, alleen lekker dikke boeken maken nog indruk: de definitieve studies, de uitgebreide reportages, de panoramische romans (en dus meesterwerken). Wie de laatste bladzijde van een vuistdikke pil omslaat, heeft het gevoel iets bereikt te hebben. Het boek als Big Mac; het ziet er voedzaam uit, maar je wordt er alleen maar vet van en het smaakt naar niets. In sommige gevallen is dit verlangen naar kwantiteit gemakkelijk te verklaren. De kranten worden steeds dikker omdat zo hier en daar wat tekst tussen alle advertenties een plezierige indruk maakt; boekbesprekingen in de culturele bijlagen zijn meestal te lang omdat de recensenten per strekkende regel betaald worden. In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister, allemaal goed en wel, maar een criticus moet ook leven. En dus beginnen recensies over een roman waar een kind in voorkomt met een lange inleiding over kinderen in de Nederlandse literatuur. Speelt een tuin een belangrijke rol in het leven van de hoofdpersoon, mooi zo, twee kolommen over de symbolische functie van tuinen in de literatuur, van Vestdijk tot heden. Dat tikt lekker aan. En recensies van reisboeken worden altijd verpakt in beschouwingen over heden, verleden en toekomst van het reisverhaal. De recensent zou meer betaald moeten krijgen naarmate hij het korter weet te houden, maar dat gaat in tegen onze calvinistische opvattingen over loon naar arbeid. Zodoende lijken veel boeksprekingen (en veel andere artikelen in dag- en weekbladen) op vliegtuigen die eindeloos lang over de startbaan taxiën, regel na regel na regel, en pas in de laatste alinea's, als de wind meezit, nog even opstijgen. Dat het geschreven wordt, is dus nog wel te begrijpen, maar wie leest het? Wie de zaterdagkrant van voor tot achter spelt, heeft hem met een beetje geluk net uit voor hij weer naar zijn werk moet. Te dikke boeken zijn een aanslag op ons leven. Of zoals Martin Amis over Gore Vidal schreef: ‘I cannot get through Vidal's fiction. The books are too long. Life is too short.’ Nederlandse romans vormden tot nu toe een gunstige uitzondering; maar ook hier duikt de kwantitatieve grootheidswaanzin op. Er wordt al vaak geklaagd dat Nederlandse boeken altijd zo dun zijn, zo ielig; honderdtwaalf pagina's grootgezet proza en de uitgever drukt er schaamteloos het stempel ROMAN op. We weten niet hoe gelukkig we zijn. |
|