Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneIn David Leavitts roman Equal Affections komt een man voor die zijn vriend bedriegt met telefonisch overspel. Via het Amerikaanse equivalent van de ‘babbelbox’ bedrijft hij risicoloze seks met stemmen van vreemden. Zelf schetst hij bij deze ontmoetingen steevast een heel ander, veel opwindender beeld van zichzelf dan hij in werkelijkheid is; de anonimiteit van het telefonisch contact verschaft hem de moed om zijn fantasie ruim baan te geven. Zijn schuldgevoelens over de onpersoonlijkheid van deze ontmoetingen drukt hij weg door het telefoontoestel uitgebreid met een naakt mannenlichaam te vergelijken. Leavitt is romancier genoeg om de aantrekkelijkheid van zulke moeiteloze seksuele metamorfosen te zien; en hij is moralist genoeg om de telefonische slippertjes van zijn personage voor te stellen als een schrijnend voorbeeld van hedendaagse liefdeloosheid. Wie zijn liefdesleven beperkt tot een 06-praatlijn, impliceert hij, gaat de risico's van de liefde uit de weg en wie liefheeft zonder risico's, heeft niet liefgehad. Ware liefde draagt gevaar in zich. Dat is ongetwijfeld waar, maar hoe zit het met die fantasie? Theoretisch gezien zou de opkomst van telefoonseks toch gunstige gevolgen moeten hebben voor het peil van onze nationale verbeeldingskracht. Toegegeven, echte intimiteit blijft achterwege, maar verder lijkt de situatie ideaal; de verbeelding aan de macht. Sekstherapeuten en liefdesgoeroes hebben de afgelopen decennia aan één stuk door het belang onderstreept van de seksuele fantasie (seks moest je niet doen, seks moest je verzinnen). Weinig mensen zullen ontkennen dat naast schoonheid, ook seksuele aantrekkingskracht in the eye of the beholder ligt, dus wat maakt het uit of je het verzint waar iemand bij staat, of hem alleen maar hoort. Bovendien blijkt uit onderzoek keer op keer dat er naast de meeste koppels in bed nog een verzonnen koppel ligt: veel mannen denken tijdens de seks aan een heel andere vrouw dan aan hun bedgenote, en andersom net zo goed. En veel echte seks vindt ook nog altijd in het donker plaats. Het enige dat bij auditief vrijen ontbreekt is voelen, maar ook daar kan een beetje fantasie wonderen doen. Tele-begeerte lijkt goed te zijn voor de verbeelding; dus wat is er kwaad aan? Iedereen zijn eigen kunstwerk, iedere beller een Sheherazade. Wat is er romantischer dan een onbekende stem in de nacht? Dat in werkelijkheid de verbeeldingskracht van de bellers zich veelal beperkt tot het verbaal opblazen van hun geslachtsdelen en seksuele dadendrang zegt niets; het gaat om de mogelijkheden. En ook het feit dat de meeste exploitanten van de sekslijnen zich in het schemergebied tussen boven- en onderwereld bevinden, zoals bleek uit het artikel van Elma Verhey in Vrij Nederland van afgelopen week, betekent nog niet dat er iets niet deugt aan het fenomeen; uitgevers zijn van oudsher ook vaak onduidelijke sjoemelaars, maar dat wil niet zeggen dat hun boeken slecht zijn. Ik heet geen Bas, ik heet Rik, nee, Lex, achttien jaar, één meter tweeënnegentig lang, sluik, ravezwart haar, en negentien, wat zei ik, eenentwintig centimeter. Bel me eens. Het probleem is natuurlijk dat seks per telefoon een en al fantasie is. Anonieme praatseks is masturbatie, maar het heeft de schijn van een echte ontmoeting. Het zijn woorden die nooit vlees zullen worden. Het is verbeelding zonder werkelijkheid. Het lijkt alsof je met iemand in bed ligt, maar het enige dat je in je hand hebt, is een stuk plastic. En in dat geval gaat het niet om een bevrijding, maar om een vlucht. Vandaar de moralistische weemoed van Leavitt. In wezen geldt hetzelfde voor seks op papier. Het leven zou een zware, misschien wel ondraaglijke last zijn, wanneer tegenover alle erotiek in boeken niet de verwachting van een werkelijke vrijpartij stond - of tenminste de herinnering eraan. Of het nu wereldliteratuur of vunzige porno is, geschreven door mannen of vrouwen, verantwoord of onverantwoord, geschreven seks kan de realiteit oneindig verrijken, maar kan de realiteit niet vervangen. Anders gezegd, mijn verbeelding wordt onmiskenbaar gestimuleerd door erotische beschrijvingen in boeken, maar het zou allemaal weinig zin hebben wanneer de melkboer niet af en toe langskwam. Natuurlijk kan een vlucht in de verbeelding - zoals die van Leavitts personage - iemands redding zijn in donkere uren; van pornografie, en dus ook van telefoonseks, kan, om het maar eens pastoraal te zeggen, een troostende werking uitgaan, zoals van alle fantasieën - wat zei ik, zoals van alle kunst. Maar troost is per definitie een tijdelijk medicijn, een lapmiddel tegen de onontkoombare pijn van het leven, hoe zacht en weldadig ook. Troost alleen lijkt me niet genoeg. In het ideale geval gaat fantasie een verbintenis aan met de werkelijkheid. Kunst doet verlangen naar het leven. |
|