Licht voyeuristisch
Toenemende duidelijkheid: explicieter dan veel andere schrijvers met een homo-erotische thematiek laat Penna weten dat hij - ten dienste van de lezer! - een bepaalde strategie volgt bij het verwoorden van zijn thema. Daarmee zit hij, in mijn optiek, zichzelf in de weg, want de schetsen waarmee de bundel opent lijken me kwalitatief minder dan die waarmee de bundel besluit. En dat heeft waarschijnlijk met die oplopende graad van duidelijkheid te maken. De meeste van de vooraan geplaatste schetsen zijn kleine woordschilderijtjes waarin opvallend veel ondeugende knaapjes voorkomen, maar waar - althans door mij - niet zoveel meer over te zeggen valt dan: minutieuze beschrijvingen door een licht voyeuristische waarnemer-buitenstaander van vluchtige situaties, waaraan een interpreteerbare handeling c.q. plot ontbreekt. De hoofdpersoon lijkt voortdurend op een zoektocht te zijn, al weet hij eigenlijk niet wát hij zoekt. De lezer weet het wél: de verloren onschuld van de eigen jeugd, die in de jongetjes geprojecteerd wordt. Zie ook de zoeven aangehaalde passages.
Sandro Penna
De schetsen bevatten overigens veel aantrekkelijke Italiaanse couleur locale: herinneringen aan het Perugia van Penna's jeugd, aan uitstapjes in (de omgeving van) Rome en andere steden. Er wordt sowieso opvallend veel door Italië gereisd. ‘De twee dichters’ vertelt bijvoorbeeld hoe de ‘ik’ naar zee gaat in de omgeving van Triëst, samen met ‘mijn vriend’, die in de voorlaatste zin onverwacht ‘de grote dichter’ wordt genoemd. Zo'n schets werkt alleen voor wie buitenliteraire kennis heeft: het was Umberto Saba (1883-1957), de vermaarde dichterantiquaar uit Triëst, die Penna stimuleerde tot zijn eerste publikaties. In retrospectie is er een niet geringe literaire verwantschap tussen Saba en Penna waarneembaar, zodat het nauwelijks verwonderen kan dat de beide dichters ook persoonlijk nauw bevriend raakten. Wellicht was er zelfs nog meer verwantschap, want van Saba verscheen in 1975, postuum uiteraard, een onvoltooide roman, Ernesto, over de - door Saba Freudiaans geduide - seksuele relatie tussen een zestienjarige kantoorklerk en een achtentwintigjarige los werkman.
Het titelverhaal van Een beetje koorts is als vierde opgenomen en levert meer stof tot nadenken dan de meeste andere schetsen in de bundel. In de fameuze vrije indirecte rede, die door literaire impressionisten altijd hoog is geschat, krijgen we een verhaal gepresenteerd over een naamloze ‘hij’: Al een paar dagen had hij een beetje koorts. Dit interpreteert ‘hij’ als symptoom van een dodelijke tbc. Hij reageert op zijn kwaal met een in eigen ogen heroïsche gelatenheid, zodat hij bijvoorbeeld ‘gewoon’ naar de kapper gaat. Daar ziet de zieke - waarschijnlijk in de spiegel, een voorwerp dat in literatuur met een homo-erotisch thema vaak een typische rol vervult - een armoedige jongen van twaalf of dertien jaar binnenkomen, die hem fascineert. De jongen merkt de belangstelling wel op maar reageert niet, zelfs niet als hij wat geld krijgt van de zieke wanneer deze de kapperszaak verlaat. Zijn koorts verdwijnt nog dezelfde avond. De volgende dag ziet hij het jongetje weer. Het blijkt vies en primitief. Dan begrijpt hij dat koorts, na al het andere, nuttig kan zijn voor het maken van poëzie. Dat is de typisch negentiende-eeuwse opvatting die tbc en creatief vermogen associeert, op zichzelf een modernisering van het Griekse idee van het lijden dat lering of kennis brengt: de blinde ziener Tiresias mag hier als exemplarisch gelden. Voor de homosensibele lezer valt het niet moeilijk om de tuberculeuze koorts als symbool op te vatten van het homo-erotisch verlangen dat ook, zij het veelal onzichtbaar, isoleert en tot introspectie leidt. Daardoor wordt de verbeelding gescherpt en deze geheime koorts wordt, veelal onopgemerkt c.q. gebagatelliseerd door het publiek, de motor achter de literaire creatie. Penna's ‘koortsige relatie met de werkelijkheid’ is een metafoor. Dat idee van het principieel niet begrepen worden
dat bij heel veel homoseksuele schrijvers aanwijsbaar is, had Penna al eens in een kort gedicht tot uiting gebracht:
Het was mijn stad, die stad leeg
in de morgenstond, vol van mijn verlangen.
Maar mijn liefdeslied, mijn meest waarachtige
was voor de anderen een onbekende melodie.
Het laten knippen van het haar kan trouwens geduid worden als het prijsgeven van een stukje mannelijke kracht of energie ter wille van de kunst, en wellicht ook als onderbewuste boetedoening voor iets verkeerds: de schetsen werden bijna vijftig jaar geleden geschreven in een katholiek mediterraan land.
Ik ga zo uitgebreid in op een schets van nog geen drie bladzijden om aan te geven dat er in de ogenschijnlijk oppervlakkige impressies soms voor de goede verstaander meer staat dan er staat. Of dat echter steeds zo is, betwijfel ik. Pasolini schreef destijds, blijkens de flaptekst, dat het boek de lezer tot tranen toe ontroert. Die gewaarwording heb ik, ondanks herhaalde lezing van de hier en daar vrij moeilijk doordringbare tekst, geen moment gehad.
■