Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneHet is een tijd van prognoses en statistieken, het is een tijd van inventarisaties. De zon kan geen uur schijnen of dat uur wordt opgeteld bij alle uren zon van die maand, ingedeeld bij alle dagen zon van een hele zomer, in verband gebracht met alle zomers van een eeuw. Een dode in het verkeer wordt gezien in het licht van alle doden in het verkeer; het sterfgeval werpt zijn schaduw vooruit en wordt onderdeel van de voorspelling voor het aantal verkeersdoden dat ons te wachten staat. Iedere gerookte sigaret, iedere uitgebrachte stem, ieder bekeken televisie-programma, ieder gedronken procent alcohol (‘Hoeveel drink ik nu eigenlijk’): het beantwoordt allemaal aan een patroon. Niets staat meer op zichzelf, alles wordt nauwgezet opgeteld, gedeeld, afgetrokken of vermenigvuldigd. Zo is het ook met de cultuur. Nog niet eerder zijn we ons zo bewust geweest van de stand van zaken; gaat het goed met de beeldende kunst, gaat het slecht? Is het galeriewezen de dood of de hoop van de schilders van de toekomst? Hoe staat het met de geletterdheid; bewijzen de stijgende oplagen van de dagbladen dat er geen vuiltje aan de lucht is of wordt het tijd om van overheidswege gratis leesplanken uit te delen? De literatuur, is die er de afgelopen honderd jaar op vooruitgegaan, of ging het na Multatuli alleen maar bergafwaarts? Is Gerard Reve ook internationaal gezien een groot schrijver, is de roman gestorven zonder dat we het wisten, en hoe staat het eigenlijk met het geschreven woord, worden er over tien jaar nog boeken gelezen, en over vijftien, over twintig jaar? Vooruitgang of achteruitgang? Optimisme of pessimisme? Hoop of wanhoop? Het zijn vragen zonder duidelijke antwoorden en ze wijzen op een grote vermoeidheid. Juist die aanhoudende drang om te evalueren, om de stand van zaken op te maken, duidt erop dat de kunst aan betekenis inboet. Het is alsof een gast aan het kerstdiner vraagt hoeveel de kalkoen weegt, hoeveel hij gekost heeft, of dat relatief duur of goedkoop genoemd kan worden, of er dit jaar meer kalkoen gegeten wordt dan in de voorafgaande jaren, of juist minder en hoe lang moet zoiets eigenlijk in de oven staan? Smakelijk eten. Er lopen nog altijd mensen rond die opgewekt beweren dat de kunst vandaag de dag de functie van de religie heeft overgenomen; zeker, er wordt aan de zin van kunst even hard getwijfeld als aan het bestaan van God, er is sprake van een schrikbarend aantal ongelovigen en er zijn teveel priesters voor te weinig kerkgangers. De kunst is verworden tot het monstre sacré van onze cultuur; er wordt nog altijd reusachtig veel betekenis aan gehecht, maar ze maakt haar reputatie allang niet meer waar. Kunst, kunst, iedereen zegt dat het belangrijk is, maar bewijs het maar eens. In harde cijfers, graag. En de ware heilige monsters zijn de boeken: dacht men honderd jaar geleden dat het lezen van een mooi boek verheffend werkte, tegenwoordig durft niemand meer oprecht te geloven dat je van lezen een beter mens wordt. Kinderen, die beter geschoold zijn in MS-Dos dan in het alfabet, maken geen ongelukkige indruk, integendeel, ze lijken gaver en mooier dan ooit. En wie durft te beweren dat een bibliotheek van meer cultureel belang is dan een ghettoblaster? Bewijs het maar eens. Onder het mom van een hevige bezorgdheid speelt men steeds vaker en steeds openlijker met de gedachte hoe het leven zou zijn zonder boeken. Het is een gevaarlijk spel, want wie weet waartoe het zal leiden, en missen zullen we ze wel, maar het is daarom des te opwindender. In den beginne was het woord, maar wie heeft ooit gezegd dat het daar ook mee zou eindigen? Zonder God valt tenslotte ook best te leven. Onze taal is erger vervuild dan de gevaarlijkste gifgrond, de meeste woorden hebben hun betekenis verloren; wordt het geen tijd voor een grote schoonmaak, of liever, een nieuw begin? Sombere voorspellingen over de teloorgang van het geschreven woord worden niet meer gebracht als waarschuwingen, maar steeds vaker als vaststelling van een voldongen feit; wie protesteert is een naïeve zeurpiet. In zulke onheilstijdingen klinkt meestal een vaag leedvermaak door, zoals in de nieuwsberichten over kerken die gesloopt worden wegens gebrek aan gelovigen. Of ze worden verkondigd door de Wanhopige Zieners van onze cultuur, die weliswaar het beste met ons voorhebben, maar niettemin een groot en ongezond genoegen lijken te scheppen in hun boodschap van het en verdoemenis. Leve de culturele doodsdrift. De literatuur is inmiddels ondergebracht in een verzorgingstehuis ergens aan de rand van de samenleving en het duurt niet lang meer of er wordt openlijk over euthanasie gesproken. Wat kost het ons en is het het nog wel waard om in stand gehouden te worden? Verrijking van onze geest? Ruggegraat van onze beschaving? Bewijs het maar eens. |
|