Vertaald
Laatbloeiers (Latecomers) van Anita Brookner werd vertaald door Heleen ten Holt (Contact, 235 p., f 29,90). Het bevat bijna surrealistische ‘tableaux’: portretten van vier mensen die gevangen zijn in de roerloosheid van hun leven. De vier hoofdfiguren hebben met elkaar gemeen dat zich in hun kinderjaren een traumatische verplaatsing heeft voorgedaan. Hartmann en Fibich, nu compagnons in een Londens bedrijfje dat gelegenheidskaarten vervaardigt, zijn indertijd als oorlogswezen uit Duitsland naar Engeland gekomen. Hartmanns vrouw Yvette, door een Zwitserse finishing school definitief in de plooi geboetseerd, is als zevenjarig kind met haar moeder van Parijs naar Bordeaux gereisd, om bij een tante te gaan wonen nadat onder onopgehelderde omstandigheden haar vader uit haar leven verdween. Christine, de vrouw van Fibich, bracht een vreugdeloze jeugd door met een stiefmoeder die gevoel noch aandacht voor haar had, en een vader ‘wiens gewaarwording van de wereld niet veel verder reikte dan zijn eigen noden, die simpel waren maar onbegrensd’. Aan het eind van het boek beseft Fibich dat ze alle vier ‘zouden blijven zoals ze waren, want alle veranderingen die zich zouden voltrekken, zouden zich voltrekken in hun kinderen’. Een wat teleurstellende conclusie, schreef Marja Brouwers over Latecomers (Boekenbijlage 19 november 1988): ‘Anita Brookners manier van schrijven heeft iets van kunstrijden: met bewonderenswaardige beheersing trekt ze figuren over een ijsoppervlak. Het is heel mooi. Als het afgelopen is, kan er geapplaudisseerd worden. Maar wat er daarna van overblijft, is hoofdzakelijk een indruk van vertoon.’