Symfonietjes voor tieners
Phil Spector, tycoon van de popmuziek
He's a rebel The Truth About Phil Spector - Rock ‘n’ Roll's Legendary Madman door Mark Ribowsky Uitgever Dutton, 339 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 51,90
Jaap Boots
In 1973 kreeg Yoko Ono zo de zenuwen van het gedrag van haar door alcohol en drugs onhandelbaar geworden echtgenoot, dat ze hem het huis uitgooide. John Lennon moest onder begeleiding van een reis- en bedgenote (de jonge Japanse May Pang) maar eens een ontnuchteringsreisje maken, vond ze. En zo arriveerde Lennon in oktober in Los Angeles, en volgden acht maanden vol drank, seks en geweld, een periode die hij later eufemistisch aanduidde als ‘the lost weekend’.
Lennon had maar weinig vaste plannen in zijn verwarde hoofd, behalve dan dat hij weer eens een ouderwetse rock ‘n’ roll-plaat wilde maken. Als producer voor die plaat had hij de legendarische Phil Spector in gedachten, een man die hij had leren kennen toen deze in 1964 met de door hem geproduceerde meidengroep The Ronettes op tournee in Engeland was. Ze hadden min of meer contact gehouden; Spector had na het uiteenvallen van The Beatles uit de wirwar van overgebleven banden de lp Let it Be gemixt en tevens de eerste soloplaten van Lennon geproduceerd.
Niet alleen Lennon, maar ook Spector had problemen in 1973. Hij was na een succesvolle carrière in de jaren zestig weggezakt in lethargie, dronk meer dan goed voor hem was en had bovendien een zodanige achtervolgingswaanzin ontwikkeld, dat hij zich overal liet begeleiden door twee bodyguards en altijd een revolver bij zich droeg. De opnamen voor de nieuwe Lennon-lp (die later zou verschijnen onder de titel Rock ‘n’ Roll) verliepen dan ook allesbehalve vlekkeloos. Spector had nog meer tijd nodig dan gewoonlijk om de juiste sound te vinden, en Lennon zoop zich tijdens het wachten samen met de studiomuzikanten steevast een stuk in zijn kraag. Apparatuur werd vernield, opnameruimten raakten vervuild en er werd gescheten in de liften.
Phil Spector (op de voorgrond met bakkebaarden) met de Beach Boys en geheel rechts ‘Righteous Brother’ Bobby Hatfield.
Op een dag werd het Spector te veel. Tijdens een bijzonder stormachtige sessie trok hij zijn revolver en schoot in het plafond om de muzikanten tot de orde te roepen. De knal was oorverdovend. Toen de echo's van het schot waren uitgeklonken zei Lennon met dubbele tong tegen zijn producer: ‘Phil, if you're gonna kill me, kill me. But don't fuck with my ears. I need 'em.’
He's A Rebel, de biografie van Phil Spector, staat vol met dergelijke smeuïge anekdoten, maar gelukkig is verhaaltjes vertellen niet het enige sterke punt van Mark Ribowsky, de schrijver ervan. Ribowsky heeft met He's A Rebel (de titel is afkomstig van de gelijknamige hit die Spector produceerde voor het meidengroepje The Chrystals) namelijk een heel degelijke biografie geschreven. Anders dan zovele andere popbiografen (Goldman!), heeft Ribowsky echt verstand van popmuziek en ondanks het feit dat hij - zeker in het begin - wel wat erg veel namen noemt, schetst hij toch een treffend beeld van de carrière van ‘the First Tycoon of Teen’, zoals Tom Wolfe Spector ooit noemde.
Tot 1963 was de taak van de producer vrij beperkt: hij stelde wat microfoons op, draaide wat geluidskanalen open, gaf af en toe wat aanwijzingen aan de muzikanten en zag erop toe dat de metertjes niet in het rood kwamen.
Spector was een van de eerste producers die in de gaten kregen dat het creëren van een goede sound minstens zo belangrijk was als een goed liedje. En over geluid had hij zo zijn eigen ideeën. Wat hij wilde maken waren ‘symphonies for little kids’, zoals hij het uitdrukte. Voor die symfonietjes huurde hij voor die tijd ongehoorde hoeveelheden studiomuzikanten in: twee bassisten, twee pianisten, drie gitaristen, een of twee drummers, een paar strijkers, een achtergrondkoortje en een blazerssectie waren geen uitzondering. De liedjes die Spector schreef en opnam waren daarentegen vaak uiterst eenvoudig, en hij dreef de muzikanten dan ook vaak tot wanhoop door ze tot diep in de nacht steeds dezelfde drie akkoorden te laten spelen, liefst allemaal tegelijk, tot hij de juiste geluidsbalans gevonden had. Tevens introduceerde hij een voor die tijd nog ongebruikelijker techniek: tijdens de opnamen van de zangpartij liet hij de muziek loeihard door de studioboxen klinken, zodat er nog een extra geluidslaag op de band kwam te staan. Met deze techniek verkreeg Spector de luchtige echo die zo specifiek is voor bijna al zijn produkties.
Door Spector geproduceerde platen zijn te herkennen uit duizenden: het is muziek als een candy bar, vol en luchtig tegelijk, zwart en zoet, snoepgoed voor teenagers. Of Wagner de rock ‘n’ roll heeft ontdekt. Dat geluid, dat later the wall of sound werd genoemd, bezorgde Spector hit na hit. To name only a few: Be My Baby, Baby I Love You (The Ronettes), Da Doo Ron Ron, He's A Rebel (The Chrystals), You've Lost That Lovin' Feeling (The Righteous Brothers), en River Deep Mountain High van Ike & Tina Turner.