Een gepantserde binnenwereld
Geladen roman van Marijke Höweler
Dagen als gras door Marijke Höweler Uitgever De Arbeiderspers, 171 p., f 26,90
Beatrijs Ritsema
Een jonge vrouw, opgegroeid op het Franse platteland, trekt naar Amsterdam om daar rijk en succesvol te worden. Een oudere man, eigenaar van een grachtepand, slijt zijn dagen in het achterhuis als rentenier, levend van de huuropbrengst van de rest van het huis. Dagen als gras beslaat ongeveer een maand uit het leven van deze twee personen: voor elke dag een hoofdstuk, dat elke keer begint met de wedervaardigheden van Nicole en eindigt met het dagboek dat door Benjamin wordt bijgehouden. Vanaf het begin is duidelijk dat die twee iets met elkaar te maken hebben. Nicole is immers ook nog op zoek naar haar vader, al is de wens om hem te kennen zo ingesneeuwd door de weigeringen van haar moeder over hem te praten, dat hij niet meer expliciet in haar hoofd zit. Ze kent niet eens zijn naam.
Marijke Höweler moet het toeval te hulp roepen om die twee in hetzelfde huis te krijgen: Nicole ontmoet Karel, de zoon van Benjamin, en wordt zo binnen de kortste keren de huurster van één hoog in het riante grachtepand. Het is een volstrekt onaannemelijk gegeven, maar het gaat in dit boek om iets anders, om de beladen omgang met elkaar van twee personen, die in het gewone leven al snel het stempeltje ‘getikt’ zouden krijgen. Het toeval waarmee ze in elkaars vaarwater verzeild raken neem je dan als lezer snel voor lief. Er zit meer eigenaardigs in het boek: Nicole, die een verdienstelijk modeontwerpster is en daar jarenlang samen met haar moeder, toen die nog leefde, goed geld mee heeft verdiend, stampt in luttele dagen een florerend modemagazijn uit de grond, waar het geld met bakken binnenstroomt. Het is onmogelijk, toch stoort het niet - het boek krijgt er iets samengebalds en sprookjesachtigs door, alsof er sprake is van een andere realiteit.
De man Benjamin vult zijn leven met niets of beter gezegd met zijn angsten en obsessies. Aan zijn huurders stelt hij hoge eisen. Geen studenten, want die hangen de was over het meubilair, geen vrouwen (hij wil niet dat er gekookt wordt), geen Amerikanen (die gaan te veel onder de douche en dat geeft overstromingen). De huurders moeten hun ramen zemen en mogen niets op de gang zetten (want de gang is van niemand, dus van iedereen, dus van mij en voor je weet staat alles volgebouwd). Voor elke dag van de week, behalve zondag, heeft hij een vast iemand bij wie hij de avond doorbrengt. Dat zijn zijn zoon Karel, die in zijn ogen niet wil deugen, zijn moeder, zijn zuster, een bevriend echtpaar marktlieden, een vriend uit zijn studietijd en de vrouw Tanja. De laatste twee betaalt hij - de vriend voor de consumpties (dat heeft hij ingesteld om zich gevrijwaard te weten voor tegenbezoek en toch de geldbalans in evenwicht te houden), de vrouw voor het eten en andere gunsten. De rigiditeit waarmee hij het schema van zijn sociale contacten hanteert wordt nog overtroffen door de gevoelloosheid die hij binnen die contacten aan de dag legt. Niets van wat een ander denkt, zegt of voelt dringt echt tot hem tot hem door. De man zit opgesloten in een particulier paranoïde universum, waar alles alleen maar kan zijn zoals hij zelf denkt dat het is. In de beschrijving van deze gepantserde binnenwereld doet Höweler aan Iris Murdoch denken - die heeft ook vaak van dat soort dwangmatige personages rondlopen in haar romans. Het opdelen van de tijd in mootjes en het stoppen van mensen in hokjes met duidelijk omlijnde doelen en functies is een manier van een in wezen angstig iemand om de zaak onder controle te houden. Benjamin heeft nog net zoveel zelfinzicht dat hij dit onderkent: ‘Het is mij gelukt mijzelf op de been te houden door mij in te zetten voor het geïsoleerd houden van de diverse compartimenten van mijn bestaan. Zou ik ten dele schade oplopen dan
hield ik het schip toch drijvende.’ Geen wonder dat hij gruwt bij de gedachte dat zijn ‘intimi’ elkaar wel eens zouden spreken buiten hem om. Met alle mogelijke middelen (verbieden, woede, ontkennen dat het gebeurt, verdringen) probeert hij zich hier tegen te weer te stellen. Zonder veel succes, want in de loop van het boek blijkt dat bijna iedereen elkaar kent.