De revolutie in boeken (5)
Komen de grote negentiende-eeuwse verhalenvertellers over de Franse Revolutie uit de tweede en de belangrijkste interpretatoren uit de derde generatie, de polemisten stammen van het eerste uur. Daarbij komt aan de Ier Edmund Burke de eer toe het contrarevolutionaire standpunt het eerst en naar veler mening ook het best geformuleerd te hebben. Burkes Reflections on the Revolution in France (Penguin Classics, f 24,75), gepresenteerd als een brief ‘sent to a gentleman in Paris’, verscheen al in 1790 en maakte direct tal van reacties los. De beroemdste daarvan is The Rights of Man van Thomas Paine, in 1791 gepubliceerd. In datzelfde jaar karakteriseerde een van Burkes Engelse tegenstanders, sir James Mackintosh, de Reflections kortweg als het ‘manifest van de contrarevolutie’. Die naam heeft het boek tot op de dag van vandaag behouden. Vooral tijdens de Koude Oorlog werd Burke te pas en te onpas tegen het communisme in stelling gebracht, niet verwonderlijk want communisten hadden er een handje van de Franse Revolutie als het grote voorbeeld aan te wijzen en de verdedigers ervan als hun grote voorbeeld. Ook in Nederlandse antirevolutionaire gelederen is - of beter: was - Burke een gezien man. Hij wordt daar aanhoudend op één lijn gesteld met de Groen van Prinsterer, grondlegger van deze beweging en schrijver van een boek dat zijn gedachtengoed aan Burke ontleende: Ongeloof en revolutie, net als Michelets lofzang op de revolutie gepubliceerd aan de vooravond van een nieuwe opstand, in 1847. ‘En wanneer wij dan tweehonderd jaar na 1789 de religie van het ongeloof als een antichristelijke revolte een procesmatige voortgang zien hebben in een steeds verder om zich heen grijpende wetteloosheid en bandeloosheid, zou dan de stem van Burke en Groen ook geen weerklank vinden bij ons?’ vraagt dr. W. Aalders zich zompig af in
Revolutie en Réveil. 1789-1989 (J.M. Voorhoeve, f 14,75). Het antwoord is met deze formulering al gegeven: ‘Groen had gelijk en Groen heeft gelijk. De overeenkomst tussen het gebeuren toen en de situatie thans is te evident dan dat desavouering van zijn overtuiging mogelijk is. Zijn wij soms sinds 1789 niet betrokken bij een religiestrijd? Is er (...)?’ Enzovoort. Een gerust gevoel, die mensen met hun vinger in de dijk terwijl het alom polder is.
CvdH