Vruchten van de twijfel
Van K. Michel verscheen dit voorjaar niet alleen een eerste bundel gedichten. Ja! Naakt als de stenen, maar ook een kleine verzameling korte tot zeer korte verhalen, getiteld Tingeling (Uitgeverij Perdu, 42 p., f 17,50) ‘Bwoehoe! Grote boze wereld!’ schrijft Michel ergens in Ja! Naakt als de stenen - een credo dat zou kunnen gelden voor het personage Tingeling, dat met iedere stap die hij zet de wereld als groot, boos, beziet, terwijl hij zou willen dat alles licht en vertrouwenwekkend kon zijn. Tingeling is klein, teer en slim, en zijn (belevings)wereld is die van het sprookje. Het verhaaltje ‘En avant comme en avant, deel 2’ bijvoorbeeld begint als volgt: ‘Tingeling viel in een put. Ergens boven in het blauw was een kleine opening. Hij begon bij het begin.’ Aan het eind van het verhaal (dat aardig wat op een gedicht lijkt) slaagt hij erin uit de put te klauteren; niet met behulp van vuur, ladders, lawaai, of academische problem solving, maar door middel van muziek: ‘En na een eeuwigheid, nacht na nacht, klom hij behoedzaam langs de klanken omhoog, onafgebroken zingend, naar buiten.’ Tingeling is een hoogst eigenaardig en bijzonder boekje, omdat het surrealisme dat af en toe de kop opsteekt sprookjesachtig is; omdat de sluimerende religiositeit vederlicht en kleurrijk is. Een bijzonder kind, en dat is 'ie, die Tingeling, die niet van kaas maar wel van koeien houdt, die de zin van het bestaan soms tot een ‘belletje’ ziet worden en die zich na afloop van feestjes waarover Nietzsche, het begrotingstekort en over ‘moderne zingeving’ wordt gepraat, als een harmonica voelt, in handen van de schilder Georges Braque, die volgens Tingeling de dingen liet ‘ademhalen’, tingeling houdt van de dingen en, om met K. Schippers (met wie K. Michel zich verwant moet voelen) te
spreken: de dingen hebben mensen als Tingeling nodig om gezien te kunnen worden. Soms zou Tingeling ook het liefst een ding willen zijn. Als hij van een vriendin hoort hoe je door Tibet reist, namelijk steeds een - metaforische - koffer achterlatend, slaakt Tingeling de verzuchting: ‘Ay! Het leven, kon je maar zo door het leven reizen, kon je maar zo met het leven omgaan. Je wordt geboren en je bent een koffer. Stemmen, wensen, oude verhalen, stukken stamboom. Als je groter groeit, dan leer je om jezelf te dragen.’ K. Michel laat Tingeling hier en daar begiftigd zijn met een mierzoet transcendentaal besef - maar deze klaarheid van geest leidt niet tot bovenzinnelijke zekerheden. Integendeel, Tingeling hecht aan de rijkdom van het onvoltooide en aan de vruchten van de twijfel: ‘Nu al ben ik mijzelf, ook al weet ik niet wat dat betekent. Het is in ieder geval zo. Een gelukkig feit.’
JZ