Een overmaat aan vergeestelijking
De navolging van Etty Hillesum
Men zou een pleister op vele wonden willen zijn Reacties op de dagboeken en brieven van Etty Hillesum Uitgever Balans, 235 p., f 27,50
Koos van Zomeren
Ik heb Het verstoorde leven destijds verstijfd van afgrijzen gelezen en ik heb altijd het gevoel gehad dat ik me daarvoor eens zou moeten verantwoorden.
Nu is een nieuw boek verschenen met zo'n typische Hillesum-titel: Men zou een pleister op vele wonden willen zijn. Dat geeft aanleiding terug te gaan naar het ontstaan van de cultus en Het verstoorde leven te herlezen.
In februari 1941 wendde Etty Hillesum, een joodse vrouw van zevenentwintig, zich met psychische en fysieke klachten tot Julius Spier, handlezer en jawel, leerling van Jung. Ze begon, uitkijkend op het Museumplein, een dagboek bij te houden. Hoe zij tot zichzelf kwam.
‘Hoe paradoxaal het ook klinken moge,’ noteerde ze op een gegeven moment, ‘S. maakt de mensen gezond door ze te leren het lijden te accepteren.’ Daarin bestond dus haar genezing: lijden opheffen door het te accepteren. Dat klinkt paradoxaal genoeg om wijs te lijken.
Wanneer je haar geschrift als fictie neemt - en die verleiding is groot: het is een helder en hecht, bijna geraffineerd verhaal - zou je zeggen dat de schrijfster zelf waarschuwt haar wijsheid niet absoluut te nemen. Wat ze ook bedenkt of postuleert, het vindt zijn oorsprong in de sfeer van S. Hij opereert in een geur van religieuze zwendel en therapeutische seks. Ze krijgt hem innig lief.
Dezelfde waarschuwing ligt vervat in haar reactie als ze zwanger blijkt. Ze besluit tot abortus (‘Ik zal maar 20 kininepillen slikken vandaag’) en argumenteert uivoerig over de belangen van het ongeboren leven (‘Ik wil het iemand besparen dit jammerdal te betreden’). Over dat ene, meest voor de hand liggende en alleszins acceptabele argument, namelijk dat zijzelf niet de zorg voor een kind kan dragen, zwijgt ze en dat moet ook wel, want ze heeft zojuist de hele mensheid in haar hart gesloten.
Etty Hillesum betrad het pad van de mystiek. Een hachelijke onderneming. Als zij daarin toch slaagt, is dat in de eerste plaats door de kwaliteit van haar taal. ‘En men moet weer zo eenvoudig en woordeloos worden als het koren dat groeit, of de regen die valt.’ In de tweede plaats door mooie, ijle schetsen van mensen en situaties, waarmee ze telkens het contact met de buitenwereld herstelt en bewijzen aandraagt voor haar intelligentie, observatievermogen en gevoel voor humor. ‘Interessant, dit verband tussen bepaalde stemmingen en je menstruatie.’
Via zichzelf kwam ze tot God. Haar God is, naar haar evenbeeld, nogal ongewoon. Hij zit in een diepe put, hij is niet verantwoordelijk voor het leed op de wereld, hij kan ons niet helpen, wij moeten hem helpen. Een God waaraan je kracht, maar geen hoop kunt ontlenen. Een benauwende God, de God van iemand die zichzelf niet toestaat nog een uitweg te denken.
Etty Hillesum beschreef haar versterving. Ze deed afstand van wereldse verlangens en ambities - en verhief zich zo boven haar medemens. Er zit hoogmoed in haar deemoed, zelfvergroting in haar zelfopoffering. Ze is eerder compleet dan gaaf.
Aan de ene kant de anti-joodse maatregelen van de bezetter, aan de andere de groeiende onthechting van een beoogd slachtoffer. Deze wedloop maakt Het verstoorde leven tot een spannend boek.
Zij won. Het laatste hoofdstuk, een vluchtig Amsterdams moment tussen Westerbork en Auschwitz, stijgt ver uit boven berusting. Het is een lofzang op het lijden, een orgastische omhelzing van de ondergang.
Iedereen heeft in zijn bestaan te kampen met een voortgaande verminking van zijn mogelijkheden. De één wrokt, de ander negeert, een derde ontdekt in zijn verminkingen de ware schoonheid van het leven. Dit laatste noemt men wijsheid. Etty Hillesum legt een extreme wijsheid aan de dag, zij werd dan ook geconfronteerd met een extreme verminking van haar mogelijkheden.
Etty Hillesum ± 1938
bernard meylink
Menselijk en literair gesproken valt er op haar boek weinig af te dingen. Het is ontroerend, mooi en vreselijk.