Beroepsethiek
In een inleiding bij een vroegere keuze van haar artikelen in 1959, analyseert ze de veranderingen in haar beroepsethiek. Geloofde ze eerst nog dat mensen iets zouden ondernemen als ze de waarheid over oorlog onder ogen zouden krijgen, gaandeweg verliest ze dat geloof in de heilzame werking van haar artikelen: ‘Geleidelijk kwam ik tot het besef dat mensen gemakkelijker leugens slikken dan de waarheid.’ Het is dan ook een logische ontwikkeling dat ze in haar verslagen van de oorlogen die ze na 1959 bijwoont, zich vooral richt op het ontmaskeren van holle oorlogspropaganda, het verhullende taalgebruik dat regeringen hanteren om hun schandelijke praktijken te rechtvaardigen. In zes grote artikelen over Vietnam, gepubliceerd in de Londense Guardian, constateert ze dat iedere Amerikaan het binnen een halfuur ter plekke zou hebben kunnen constateren: het was een schandalige oorlog. Maar ook geeft ze, achteraf, toe dat zelfs deze artikelen nog veel te tactvol waren en aangetast door zelfcensuur, omdat zij als ze echt tegen de Amerikaanse propaganda ingegaan was, het etiket van communiste opgeplakt gekregen zou hebben. Dat aura zweefde al om haar heen toen ze haar carrière als oorlogscorrespondente begonnen was met verslagen over de Spaanse burgeroorlog.
Martha Gellhorn met Ernest Hemingway in hun huwelijksdagen, 1940
robert capa/magnum photos inc.
Martha Gellhorn in Sun Valley, 1941
Martha Gellhorn, in 1908 in St. Louis geboren als dochter van een bekend gynaecoloog en een actieve sociologe, had al naam gemaakt met de roman The Trouble I've Seen, onder meer hogelijk geprezen door Graham Greene die haar mannelijke personages ‘even overtuigend’ vond als haar vrouwelijke, en haar schrijven ‘hard en duidelijk’. Met Hemingway, met wie ze een verhouding begonnen was en die ze zelfs - kortstondig - zou huwen, sprak ze af in Barcelona. Zijn naam noemt ze niet in deze bundel maar het was Hemingway die haar aanspoorde over de burgeroorlog te schrijven en elders vermeldde ze ooit dat ze hem altijd dankbaar bleef dat hij haar de verschillende geluiden van ontploffende munitie leerde en wanneer ze écht moest duiken. Dat was dan ook een van de weinige dankbare herinneringen want in 1944, toen ze beiden om het hardst knokten D-Day mee te mogen maken en Hemingway haar baan als correspondente bij het blad Collier's had ingepikt, had ze al schoon genoeg van zijn egotripperij en grootspraak. Hemingway noemde haar overigens de dapperste vrouw die hij ooit ontmoet had, ‘dapperder dan de meeste mannen ook’, en dat zal hij met moeite uit zijn mond gekregen hebben.
Haar eerste verslagen uit Barcelona en Madrid geven vooral heel sterk de sfeer weer in de in het ongerede geraakte democratie: de warme verbroedering en het enthousiasme uit het begin, de kalmte waarmee de burgers gewoon aan het werk gaan ‘want ze hebben wel wat anders te doen dan op granaten wachten’, het kreunende gehoest van de kanonnen, de luidsprekers aan het front waaruit behalve de propaganda van de tegenstanders ook zó'n mooie muziek komt dat ze bijna vergeet voor mortiervuur te bukken. Later worden haar artikelen grimmiger en wanhopiger, maar nog steeds zijn ze meer beeldend dan analyserend, wat dat betreft verschilt ze hemelsbreed van bijvoorbeeld Orwell: ‘Ik schreef snel, omdat ik wel moest en ik was altijd bevreesd dat ik het juiste geluid, de geur, de woorden en de gebaren die bij dit specifieke moment en deze plaats hoorden zou vergeten.’ Het levert heel bijzondere reportages op, wel met de beperkingen van de snelle journalistiek, maar met scherpe observaties en een goed oog voor het sprekende detail. En sprekende details genoeg in de ellende die oorlog heet en die vaak nauwelijks te beschrijven is: ‘Oorlog was altijd erger dan ik het kon uitdrukken, altijd. En waarschijnlijk uit intuïtief zelfbehoud probeerde je meestal te schrijven over wat dapper was en fatsoenlijk.’ Toch zit er niets branieachtigs of heroïsch in haar verhalen, eerder een soort laconiekheid die zich ook in haar stijl weerspiegelt. Zoals wanneer ze gaan zwemmen in de Adriatische zee, juli 1944, terwijl Polen en Amerikanen de Duitsers proberen terug te dringen: ‘We zwommen wat rond en zagen met belangstelling dat onze artillerie de Duitsers rechts van ons onder vuur aan het nemen was. (...) Toen begonnen we te denken wat we zouden doen als de Duitsers zouden doorbreken en wij tijdens die doorbraak aan het zwemmen waren. We besloten dat het verstandig zou zijn gewoon door te zwemmen.’