Tijdschrift
In Maatstaf 1989, nummer 5 bekritiseert Martien J.G. de Jong het nog niet zo lang geleden verschenen M.W. Bilderdijks briefwisseling 1795-1797. Een in de vorige eeuw uitgegeven briefwisseling, waarvan Johannes van Vloten de bezorger was, werd door de huidige Bilderdijk-vorser en tekstdirecteur J. Bosch in diens proefschrift tendentieus genoemd: de anti-Bilderdijkiaanse Van Vloten bezondigde zich volgens Bosch aan ‘valse tonen, eenzijdige en onbetamelijke schifting tot besnoeiing en smalende, gissende toelichting’. De Jong meent in Bosch' bezorging eenzelfde tendieusheid waar te nemen, maar dan ten faveure van Bilderdijk. Zo meent hij, met de twee andere tekstbezorgers, dat Bilderdijks wettige echtgenote Catharina Rebecca Bilderdijk-Woesthoven zelf op echtscheiding aangedrongen zou hebben - dit zou dan gestaan moeten hebben in een verloren gegane, althans niet meer in de archieven terug te vinden brief. De Jong weet echter vrij aannemelijk te maken dat Catharina nooit voorstellen in die richting heeft gedaan en dat Bilderdijk de schuld van de dreigende echtbreuk op voorhand al in de schoenen van zijn vrouw probeerde te schuiven. Parallel aan de innige brieven aan zijn vrouw onderhield hij een hartstochtelijke correspondentie met zijn geheime geliefde Katharina Wilhelmina Schweickhardt, met wie hij later ook een gezin stichtte. Ook wijst De Jong op zoekgeraakte passages in de brieven, en verbaast hij zich over het ontbreken van een theoretische verantwoording en over het hybridische karakter van de annotaties in deze nieuwe uitgave (de tekstbezorgers maken geen onderscheid tussen feitelijke en speculatieve categorieën in hun commentaar). Drie korte verhalen in deze aflevering van Maatstaf. De eerste is van Kazuo Ishiguro, getiteld ‘Een familie-etentje’, en gaat over een man die na een paar jaar in Amerika doorgebracht te hebben terugkeert naar zijn familie in Japan, waar
intussen zijn moeder is overleden aan de gevreesde fugu (een vis die heel populair is, maar bij verkeerd klaarmaken dodelijk kan zijn). Thuis treft hij zijn vader, en zijn zuster. Het verhaal ademt een wonderlijk verstilde sfeer. Er wordt gegeten, thee gedronken, door de tuin gelopen en er worden korte gesprekken gevoerd. Eigenlijk gebeurt er niets, toch is de spanning tastbaar, zonder daarbij onaangenaam te worden. Ook tamelijk spannend is Mirjam Boelsums' verhaal ‘Au pair’ over een meisje dat door haar vader bij een zakenrelatie in Zuid-Frankrijk gestationeerd wordt om als au pair voor diens vijfjarige zoontje een jaartje rond te kunnen kijken en wat levenservaring op te doen. De man blijkt er een kennel verscheurende dobermannpinchers op na te houden, die volgens het keukenhulpje afgericht zijn op mensen zoals zij (ze is van Algerijnse afkomst). Er zitten een paar losse einden in het verhaal en het gebruik van de jij-vorm ervoer ik als een wat literairderige truc (wat zou er mis kunnen zijn met de derde persoon enkelvoud in een verhaal als dit?), maar het einde is mooi en krachtig. In het verhaal ‘De liefde van Martin Pols’ beschrijft Geert van der Kolk hoe een man die consequent ‘Martin Pols’ wordt genoemd (soms wel tien keer op een bladzijde. Waarom? Ik werd er een beetje tureluurs van) na een enerverende avond in Barcelona zijn verliefdheid verliest. Op de achtergrond woedt een demonstratie waar de hoofdpersoon uit hoofde van zijn beroep aandacht aan zou moeten schenken, maar, zoals hij tegen zijn vriendin zegt: ‘volgende week is er weer een andere demonstratie.’
BR