Constructie of essentie?
In 1987 organiseerde de werkgroep homostudies aan de Vrije Universiteit een internationale conferentie Homosexuality, which homosexuality? De veertien openbare lezingen die toen zijn gehouden, zijn nu, anderhalf jaar later, alsnog verschenen (uitgegeven door An Dekker/Schorer, 253 p., f 34,50). Op het congres ging het, simpel gezegd, over de vraag of homoseksualiteit aangeboren of aangeleerd is, of het daarbij om een essentie (natuur) of een constructie (cultuur) gaat. Heel lang is gehamerd op de biologische bepaaldheid van seksueel gedrag en daarom alleen al is het goed dat in deze bundel de sociaal-culturele aspecten ervan vooral worden belicht. Daarmee is allerminst gezegd dat de biologie er niet meer toe doet. In het boek komen verschillende disciplines aan bod: geschiedenis, theologie, politiek, psychotherapie, sociologie, literatuur. De schrijfster Monique Wittig stelt dat vrouwen alleen aan het maatschappelijk contract kunnen deelnemen door eerst, ieder voor zich, ervandoor te gaan en dan pas zal er een ander contract kunnen komen. Randolph Trumbach geeft een intelligente analyse van de invloed op lange termijn van de achttiende-eeuwse sekserevolutie op homoseksuele verhoudingen. Waar de sodomiet eerst een man was die van vrouwen en van knapen hield, werd hij in de achttiende eeuw een nicht die op mannen viel. Carole Vance beweert dat een seksuele identiteit weliswaar een culturele vorm (en dus een ‘constructie’) is, maar dat betekent nog allerminst dat zo'n identiteit er niet toe doet of zonder meer kan worden omgeruild. De belangrijkste bijdrage van deze visie is volgens Vance geweest dat ze het mogelijk heeft gemaakt nieuwe vragen over (homo)seksualiteit en sekse te stellen. In zijn homotheologische bijdrage verlegt Guy Ménard de discussie van seksuele normoverschrijding en zonde naar ‘gastvriendschap’ en mystiek. Jan Schippers laat zien dat het constructiestandpunt de
psychotherapie kan verrijken. Henk van den Boogaard bespreekt de potenrammerij als een initiatieritueel.
De meeste artikelen in het boek zijn interessant en leesbaar; ze geven een goed beeld van de rijkdom van het onderzoek binnen homostudies. Het is alleen jammer dat voor de discussie over natuur-cultuur en essentie-constructie geen kennisfilosoof is uitgenodigd die daar zijn of haar licht op had kunnen laten schijnen. De vraag ‘welke homoseksualiteit’ is tenslotte vooral een epistemologisch hoogstandje met kneepjes waar sociologen, historici en theologen evenmin uitkomen als biologen en neurologen.
GH
Aan deze pagina werkten mee: Chris van der Heijden, Gert Hekma, Atte Jongstra, Diny Schouten.