Benauwend
Was u er zich van bewust dat u min of meer moest doen wat Capote niet gelukt was, met andere woorden, dat uw boek eigenlijk was wat Answered Prayers had moeten zijn?
‘Ja. Halverwege tenminste. Ik begon er heel onbevangen aan, zoals ik zei. Daarbij namen veel mensen me niet serieus wanneer ik hun vertelde dat ik aan een boek over Truman bezig was. Maar toen ik er helemaal in zat en Trumans echte vader ontmoette en zijn stiefvader, met wie ik heel wat tijd heb doorgebracht in het diepe zuiden, en zoveel andere mensen uit Trumans leven, allemaal ongelofelijke personages, begreep ik wat een prachtig verhaal ik kon vertellen, een verhaal dat niet eerder verteld was. Zelfs Truman zelf wist een hoop dingen niet meer. Ik kreeg het er ook benauwd van, want ik begon me af te vragen of ik het wel in me had het te schrijven. En ik denk dat Truman een soortgelijke benauwdheid gevoeld moet hebben toen het moment daar was dat hij aan Answered Prayers moest beginnen. Hij had het boek al zo lang in zijn hoofd, hij had er al zo vaak over gesproken in het openbaar, wat hij nooit had moeten doen. En hij heeft de kans gehad iets waarlijk groots te schrijven. Of hij ertoe in staat geweest zou zijn, is een ander verhaal. Maar hij had schitterende verhalen tot zijn beschikking, waaruit een goede schrijver een meesterwerk had kunnen maken. Truman was zich daarvan bewust, hij wist dat hij stof had die geen enkele andere schrijver zo goed kende als hij. Truman kende die wereld van de internationale society. Dat heeft hem ook bang gemaakt, denk ik. Het werkt erg benauwend, te weten dat je een meesterwerk moet schrijven.’
Capote werd door zijn society-vrienden verstoten toen hij stukken uit Answered Prayers publiceerde. In uw biografie komen ze allemaal opnieuw voor, nog minder verhuld. Waren er veel boze reacties?
‘Een paar, ja. Maar je kunt nooit voorspellen hoe mensen zullen reageren. Ik heb Gore Vidal een exemplaar gestuurd. Hij schreef me dat hij samen met zijn advocaat door mijn boek gegaan was en dat ik goed werk had afgeleverd. Toen ik de biografie schreef, waren er natuurlijk mensen die ik niet mocht. Maar ik heb tegen mezelf gezegd dat ik de waarheid zou vertellen, wat de gevolgen ervan ook zouden zijn. Dat klinkt misschien een beetje verwaten, maar ik heb oprecht geprobeerd mijn gevoelens voor bepaalde mensen geen rol te laten spelen. Het is zo gemakkelijk om iemand te grazen te nemen. Uiteindelijk voel je je daar altijd schuldig over en bovendien lijdt je boek eronder. Mensen hebben het door wanneer je iemand op een goedkope manier onderuit haalt.’
Was het niet moeilijk te werken aan een boek over iemand die nog leefde? Iemand met wie u bevriend was, bovendien?
‘Ja. We zagen elkaar vaak, heel vaak. We lunchten vaak op Long Island, soms iedere dag. En zelfs wanneer hij ergens anders lunchte, kwam hij daarna bij mij langs op zijn weg naar huis. Soms, wanneer ik de Ford Mustang over het grind van mijn oprijlaan aan hoorde komen rijden, dacht ik: o mijn god, daar komt hij weer. Ik bevond me in de vreemde positie, waarschijnlijk uniek voor een biograaf, dat ik te veel toegang had tot mijn onderwerp. Dan schreef ik over Truman, boven in mijn huis, en hoorde ik zijn auto aan komen rijden over het grind. En dan dacht ik: hoe krijg ik mijn boek over hem ooit af, wanneer ik steeds met hem moet praten. Want die gesprekken waren niet altijd even produktief. Wanneer Truman zich goed voelde, waren ze geweldig, maar wanneer hij gedronken had, waren ze een beproeving. Maar wanneer het slecht uitkwam, was het onmogelijk hem dat duidelijk te maken zonder hem vreselijk te kwetsen.’
Uw herinneringen aan het schrijven van de biografie Capote moeten onlosmakelijk verbonden zijn met herinneringen aan de mens Truman Capote zelf.
‘O ja. Ik mis hem. We hadden eenzelfde gevoel voor humor. Het is moeilijk om uit te leggen waarom iemand grappig is, of charmant. Truman was, hoe zal ik het zeggen, hij had een wonderbaarlijk kinderlijke manier van doen, de manier waarop hij vragen stelde, waarop hij lachte, de manier waarop hij liet blijken het allemaal niet zo serieus te nemen. Soms lachte hij zoveel dat de tranen hem in zijn ogen sprongen. Vreemd, ik heb niemand anders gekend die dat had. Ik bedoel, iemand die zo hard lacht, dat er echte tranen over zijn wangen lopen.’
■