Rationele passie
Het aardige van dit essay is allereerst de originaliteit van de uitgewerkte overeenkomst; bovendien is het geschreven door iemand die David Hume kennelijk met vrucht gelezen heeft: het is geschreven met de nuchtere verbeelding van iemand die de ambitie heeft om over diffuse zaken zo helder mogelijk te schrijven, met ‘plain good sense’, zoals Hume het zou noemen, of, om het schijnbaar tegenstrijdig te omschrijven, met rationele passie. Ook in twee andere mij bekende essays van De Martelaere, het ene over Socrates en Machiavelli (naar aanleiding van het boek van I.F. Stone) het andere over de elkaar aanvullende tegenstrijdige opmerkingen van Nietzsche over de vrouw, is haar essayistische verbeelding zo concreet mogelijk en ontstaat een onverwacht inzicht in afgekloven onderwerpen.
Wie niet bekend is met het essay over de esthetica van de zelfmoord zal wellicht minder snel begrijpen waar het in de roman De schilder en zijn model om gaat. Het gaat over het labyrint van de liefde waarin ‘een geboren verleidster’ zich vrijwillig begeeft, maar is zo eenvoudig en kaal geschreven dat je niet direct iets onder die eenvoud vermoedt. De zinnen zijn een halve regel of een hele regel lang, soms twee, maar zelden langer dan drie regels. Ze bestaan voornamelijk uit constateringen die steeds op een nieuwe regel beginnen. Gesprekken worden indirect en afstandelijk weergegeven: ‘Spreek me niet van liefde, zegt ze./Zij was heel gevoelig, zegt hij. Ze was niet iemand voor mij./Ik niet, zegt ze. Ik ben niet gevoelig./ Dat weet ik, zegt hij./Maar ik ben ook niet iemand voor jou, zegt ze.’ Het zou te ver gaan om te zeggen dat het héle boek in deze toonaard is gesteld, maar toch wel het grootste deel. Deze koele registrerende manier van schrijven staat haaks op de passie en de emoties die ze verwoordt. De liefde wordt voorgesteld als een onverbiddelijke tirannieke instantie, en om die tirannie te breken wordt het verliefde leven als een dwangmatige sleur voorgesteld. Het gaat steeds om twee geliefden die allebei al zijn getrouwd; ze maken er geen geheim van dat ze meer liefjes hebben gehad en er ondertussen nog meer minnaars en minaressen op na houden. Het hele repertoire van aantrekken en afstoten wordt afgewerkt. Daarbij gaat de man iets passiever te werk dan de vrouw. Alle spelletjes worden gespeeld: van bewondering, van fysieke aantrekking, aandacht voor lichamelijke details, voor gemeenschappelijke belangstelling, gemok, gepruil, verleiding. Hartstocht wordt gevolgd door aarzeling, fouten worden koel opgemerkt, gedrag wordt benoemd. eigenaardigheden geregistreerd. Hij wordt gehaat en ze trekt hem naar zich toe; animositeit wordt uitgespeeld en weer goedgemaakt. De eenvoud van het
procédé brengt De Martelaere onvermijdelijk dicht bij clichés, alsof ze het hele alfabet van Roland Barthes' verliefdenwoordenboek De taal der verliefden aan het afwerken is, want daarin staat de hele fraseologie afgedrukt waarin geliefden elkaar door de geschiedenis heen hebben aangesproken (‘Dit, zegt hij, zou eindeloos moeten duren’). Vertedering en onverschilligheid wisselen elkaar razendsnel af, evenals hunkering en verzadiging.
De schilder en zijn model is intrigerend monotoon, tot je begrijpt dat die monotonie bij het thema van de roman hoort. De verliefdheid die hier beschreven wordt heeft een specifieke psychologische gedaante: de vrouw in deze roman is iemand die wil krijgen wat ze hebben wil, maar daarna op slag haar belangstelling verliest: ‘Zelfs al bestaat liefde niet: ze wil hem, ze wil hem./Ze wil hem verorberen, hem opgebruiken./Ze wil naar hem kijken en hem aanraken tot ze hem kan zien zoals hij is: iemand die niets voor haar betekent.’ De vrouw in De schilder en zijn model heeft, kortom, iets van de schrijver/zelfmoordenaar uit het essay: haar passie is die van het beëindigen: ‘Ze kan het niet laten mannen die haar aantrekken te benaderen, zo snel mogelijk, zodat ze haar zo snel mogelijk niet meer aantrekken.’ Maar de passie is nog niet over of hij begint in alle hevigheid weer opnieuw. Vandaar dat deel twee van het boek op precies dezelfde manier begint als het eerste en het derde met: ‘Zoals de vorige.’