Een masker van discipline en stijl
Een biografie van Ninette de Valois, oprichtster van The Royal Ballet
Ninette de valois Idealist Without Illusions door Katherine Sorley Walker Uitgever Alfred A. Knopf, 213 p. Importeur Van Ditmar, f 47,40
Rudi van Dantzig
‘I remember I used to sit with the mask in my hands, and study it, put it on in front of the glass and find a flow of movement which didn't illustrate anything about me, but illustrated the mask.’
Met deze woorden wordt Ninette de Valois - fundamentaliste van de klassieke dans in het Britse Koninkrijk en oprichtster van het wijd en zijd beroemde Royal Ballet - sprekend ingevoerd in de biografie van Katherine Sorley Walker.
Ninette de Valois en Robert Helpman in de Valois' ballet Douanes, 1935
Op de dansfoto's van De Valois zelf in het boek wordt ons een wat onbuigzame dame getoond die in de lens kijkt met een blik die zegt ‘wat in 's hemels naam voer ik hier uit, in deze onmogelijke uitmonstering en met mijn rechterbeen wel vijfentwintig centimeter van het aardoppervlak verwijderd?’ Maar zeer waarschijnlijk wérd er in die eerste dertig jaar van deze eeuw in Engelands society met dergelijke gedachten naar danseressen gekeken, een feit waarvan Eris Stannis (de toneelnaam De Valois mat ze zich aan naar het vermoeden een verre bloedverwant van het Franse koningshuis te zijn...) zich gezien haar nobele afkomst vaak pijnlijk bewust moet zijn geweest.
Een ochtendlijke underground-passagier kan de in 1898 in Ierland geboren ex-leidster van The Royal Ballet nog steeds op het Londense station Talgarth Road zien uitstappen om zich met afgemeten pasjes naar ‘haar’ wereldberoemde Royal Ballet School te begeven waar ze lessen bijwoont, er een enkele keer repetities leidt en nog altijd een wakend oog in de vele zeilen van de onderneming houdt.
De Valois' carrière begon zoals die van vele van haar generatiegenoten (Chaplin, Sokolova, Tudor) in de pantomime- en vaudeville-theaters, waar zang-, dans- en acrobatienummers, ondersteund door een schamel strijkje, elkaar afwisselden. Lachende ogen heetten de nummers die ze op Sunshine-matinees danste, Oh, Julie of Togo, de nobele wilde: ‘Van top tot teen in bruin tricot gehuld, een zwart pruikje boven een Afrikaanse make-up, waarin we een krijgsdans deden,’ aldus een collega. Arme Ninette, die dat soort karikaturen gestalte moest geven. Maar achter het masker van onaantastbare eerzaamheid dat ze zich - ter bescherming? - voor haar danscarrière had aangemeten moet een formidabele ambitie en werklust zijn schuilgegaan.
In 1923 kreeg ze een contract aangeboden voor Les Ballets Russes de Diaghilev, in die jaren het enige balletgezelschap in de westerse wereld dat ballet als serieuze kunst bracht, en belandde zo onmiddellijk in de gelederen waar ook Strawinsky, Picasso, Balanchine, Cocteau, Prokofjev en Nabokov (componist, maar wél familie) toe behoorden. Een kans uit duizenden, die ze echter twee jaar later weer teniet deed - was Diaghilevs gezelschap haar te emotioneel, te tumultueus en zigeunerachtig? - om vastbeslotener dan ooit naar Engeland terug te keren. De Diaghilev-episode verleende haar in Engeland de autoriteit die ze voor haar verdere plannen zo nodig had, ze begon les te geven in Londen, choreografieën te maken, en zette in 1926 ‘een enorme flaphoed’ op (De Valois scheen beroemd te zijn om haar modieuze hoofddeksels) om zo de nodige indruk te maken op Lilian Baylis, directrice van het in het Saddlers Wells Theater gevestigde toneelgezelschap The Old Vic. De twee ondernemende dames bleken het zeer snel eens: het Vic-Wells Ballet ontstond. De naam van een gerenommeerd toneelgezelschap en een goedlopend theater werden zodoende aan de dans gekoppeld, en De Valois kwam door deze samensmelting veel steviger in haar schoenen te staan.
In 1927 vroeg de dichter Yeats aan De Valois om een school te beginnen in Dublin, terwijl ze eveneens grote vingers in de pap had bij The Royal Academy of Dancing en The Imperial Society of Teachers. Haar adellijke stamboom schoot wortel: Rule, Britannia...! Indachtig haar grote voorbeeld Diaghilev wilde De Valois de danskunst, zoals dat in Rusland al lange tijd het geval was, tot de nationale tradities van haar vaderland laten behoren, en ze probeerde dus Engelse schilders, schrijvers en componisten te inspireren en aan te zetten tot samenwerking.
Job (1931), gebaseerd op gravures van William Blake, was haar eerste grote succes, een choreografie op muziek van Vaughan Williams, aangekleed door John Piper. Maar ook Togo, de nobele wilde uit haar vaudeville-verleden speelde haar nog slinkse parten: in hetzelfde programma als Job ging ook haar The Jew in the Bush in première, ‘a nasty, little anti-semitic episode’, schrijft biografe Sorley Walker over Grimms sprookje, ‘but the ballet was without malice or racial content. It was also, unfortunately, without much choreographic interest.’ Over dat ‘unfortunately’ zouden we wel eens van mening kunnen verschillen.
De biografie van Katherine Sorley Walker is zeer grondig en gedetailleerd (De Valois werkte bijvoorbeeld in 1929 in Londen mee in een stuk dat Maskers heette, van beeldhouwer Hildo Krop!), maar hoe gedegen het boek ook is, ‘it doesn't illustrate anything about me’, om met De Valois te spreken. Of toch? Is dat wat de oprichtster van Het Koninklijk Ballet als biografie wenste? ‘Sit down and give me facts, just facts, for I want nothing but facts, facts...’ herinnert De Valois zich met grote instemming de woorden van Lilian Baylis. En feiten geeft het boek in overvloed: de groei van het Saddlers Wells Ballet (in mei 1940 maakte het gezelschap een tournee door Nederland en vluchtte hals over kop voor de Duitse troepen, decors, kostuums, partituren en persoonlijke bagage achterlatend) naar het wereldberoemde Royal Ballet, een koninkrijk waarin De Valois willens en wetens één gekroond hoofd creëerde, dat van Margot Fonteyn, die vele jaren het handelsmerk van het gezelschap was en meer dan welke danseres ook het begrip ‘prima ballerina’ in de wereld bracht.
Ninette de Valois, 1946
In haar hang naar discipline en stijl werden de dansers tijdens haar leiderschap gedrild in een onbuigzame, stiff-upperlip stijl, een uitermate gedisciplineerd schoonheidsmasker waarachter het grootste deel van de werkelijke persoonlijkheden schuil moest gaan, een feit dat het ene deel van het publiek in vervoering bracht (‘Zo gelijk, allemaal. Keurig, net een plaatje!’) en een ander deel achter de hand deed gapen.
‘Wat is ze?’ vraagt oud-solist Leo Kersley zich in het boek af. ‘Een beest, maar een cor-
Vervolg op pagina 16