Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenHet bedrag van f 7500, - dat hem - naar eigen zeggen - was geboden, verleidde Heere Heeresma niet tot een optreden in het televisieprogramma van Adriaan van Dis. Heeresma meent dat de televisie een ‘achterhaald’ medium is, ‘een beetje démodé. Bovendien heb ik, in tegenstelling tot veel collega's, die publiciteit natuurlijk helemaal niet nodig. Overigens heb ik groot respect voor de heer Van Dis. Hij is een vakman en spreekt zijn talen zo goed, vindt u ook niet?’ Dit betekent echter niet dat de Nederlandse televisiekijker zijn verschijning nimmer meer op de beeldbuis zal aantreffen. ‘Er wordt momenteel gewerkt aan een televisieportret van mij dat anderhalf uur lang zal zijn en wordt uitgezonden in 1992. Wie de regisseur of producer van dat televisieportret is, wil Heeresma niet zeggen. Dat zijn laatste boek, Kaddisj voor een buurt, in het jaar van de Europese eenwording verschijnt is geen toeval. Hoewel hij ook over de inhoud het stilzwijgen wil bewaren, onthult Heeresma wel alvast dat het boek diametraal zal staan op bepaalde ontwikkelingen in Nederland en Europa, en dat “Europa 1992” voor hem een schrikbeeld is. Kaddisj voor een buurt is overigens al geruime tijd voltooid, en ligt “in een bankkluisje ergens in Parijs. Ook de Italiaanse vertaling is inmiddels voltooid en de Spaanse halverwege.” Het is overigens nog maar de vraag of het boek in Nederland zal verschijnen. Heeresma draagt zijn geboorteland, “waarin de journalisten predikanten zijn”, een weinig warm hart toe. “Natuurlijk zijn er in Nederland enkele tienduizenden, misschien wel honderdduizend, die mijn boek zouden kunnen en willen lezen. Maar die kunnen dat dan ook wel in een buitenlandse taal.” Na de publikatie van Kaddisj voor een buurt wil Heeresma verdwijnen achter een pseudoniem, en zich bezighouden met theologische studiën. “Serieus, maar op een vrolijke manier. Nee, ik wil geen goeroe worden. Wel een zegen.” De hoogte van het geboden bedrag kan Van Dis-producer Ellen Jens niet bevestigen; wel dat er inderdaad onderhandelingen zijn gevoerd. Die ketsten af op drie zware onderhandelingseisen: “Heeresma wenste een heel uur voor zichzelf, wilde niet dat er achteraf in geknipt zou worden, en eigenlijk wilde hij liever door Cherry Duyns worden geïnterviewd.”
Eindelijk een lichtpuntje voor het rooms-katholieke verenigingsleven. Aanstaande zondag vindt in het Amsterdamse Paradiso de oprichtingsvergadering plaats van de Vereniging Gerard Reve. In het bestuur zullen zitting nemen: Hans van den Bergh (voorzitter), Johan Polak, Martin van Amerongen, Joost Zwagerman, Martin Ros en Theodor Holman. Paradiso-directeur Huib Schreurs: “Nederland scheidt zich in voor- en tegenstanders van Gerard Reve, en de betrokkenen bij deze vereniging behoren allemaal tot de enthousiaste voorstanders. Wij zijn dan ook niet van plan op die avond een discussie te beleggen over de waarde van Reve in de literatuur of de maatschappelijke relevantie van zijn werk. Het is gewoon een openbare oprichtingsvergadering van liefhebbers van het werk van Reve.” Van die vergadering zal onder andere een kwis deel uitmaken. Karel van het Reve examineert Hugo Verdaasdonk en Wiljan van den Akker, respectievelijk hoogleraren te Tilburg en Utrecht. Daarnaast wordt er voorgedragen uit het werk van de grote meester en vertoont men Reve-dia's. In tegenstelling tot het gerucht dat sommige bestuursleden in spe doen rondzingen, zal Gerard Reve zelf hoogstwaarschijnlijk niet bij de oprichting aanwezig zijn. Twee weken geleden schreef Adriaan Morriën een column voor de achterpagina van NRC Handelsblad. De “éminence grise van de erotiek” deed hierin verslag van zijn fascinatie voor een Surinaams meisje dat hij trof op het Leidse CS en met veel genoegen observeerde. Vorige week bracht diezelfde achterpagina een “reactie” van het meisje in kwestie, ondertekend met J.P. ter Horst. J.P. blijkt zich weinig gevleid te voelen door Morriëns belangstelling. “Ik ben nu 22 en val niet op mannen van boven de 70.” Sterker nog, ze beschuldigt hem van racisme: “Vooral Surinaamse meisjes als ik schijnen een magische kracht op hen (oudere blanke mannen - red.) uit te oefenen; ze stammen immers nog uit het koloniale tijdperk, leven nog in de broeierige sfeer van de Plantage.” Navraag leert echter dat J.P. ter Horst niet zozeer een gekwetste Surinaamse studente is, als wel een gebelgde journalist: Peter ter Horst, chef verslaggeving van NRC Handelsblad. “Ik vraag mij af of het voor dat Surinaamse meisje nu zo leuk is op die wijze bekeken te worden,” aldus Ter Horst, die zijn fake-stuk meer uit irritatie dan uit principiële bezwaren tegen seksisme zegt te hebben geschreven. Hoewel hij kwalificaties als “verkalkte vingers” en “gekromde rug” bezigt, ontkent Ter Horst dat de kern van zijn ergernis in het leeftijdsverschil tusen observator en geobserveerde ligt. “Het is dat gluren, dat voyeurachtige, dat mij niet aanstaat. Morriën verpakt dat dan misschien wel weer op een literaire manier, maar ik vind dit toch een onheuse bejegening van een dame.” Morriën, die de afgelopen dagen telefonisch onbereikbaar was, werd door NRC-redacteur Ewoud Sanders van tevoren op de hoogte gesteld dat er een reactie op komst was. Sanders: “Morriën beschouwde die reactie inderdaad als een persoonlijke aanval. Hij maakte zich boos over het feit dat het kijken naar meisjes voorbehouden schijnt te zijn aan jongeren.” De Arbeiderspers, die Morriëns Plantage Muidergracht uitgeeft, is de afgelopen dagen verschillende malen gebeld door Surinaamse medestanders van de “tweeëntwintigjarige studente”. Hoofdredacteur Martin Ros zegt niet onder de indruk te zijn van hun gevoel voor humor.
“Het wordt een echte happening, zoals die er in de jaren zestig geweest moeten zijn, maar dan met een odeur van de jaren tachtig,” vertelt Joost Zwagerman over de avond van 20 juni, als Paradiso eenmalig zal worden omgebouwd tot discotheek Gimmick, uit Zwagermans gelijknamige roman. Het “Paradiso-wordt-Gimmick”-feest is groots aangepakt: er komt een discussie over de relatie tussen de Gimmick-thema's muziek, beeldende kunst, literatuur en geld; er zijn allerhande optredens, van dichters tot popgroepen, en van een seks-act tot een celliste; en de afsluiting wordt verzorgd door “dé disc-jockey van Nederland”, Eddy de Clerq van Roxy. Organisator van dit alles is Paul Groot, de scheidende hoofdredacteur van het blad Museum Journaal. Door zijn initiatief verschijnen in juni bovendien een als veredelde Wehkamp-catalogus uitgevoerde special van zijn blad, en een thema-nummer van het “literair-artistieke tijdschrift” Blind, allebei met bijdragen over de vraagstukken rond kunst en commercie. Groot rekent op grote publieke belangstelling voor het festijn: “De lezers kunnen Zwagermans” fictionele disco als realiteit meemaken, en beleven wat er ook in het boek gebeurt. Nee, het is dan inderdaad niet te hopen dat er een inval komt.’
Direct na de toespraak van Joost de Wit, de voorzitter van de Nederlandse PEN-club, op het congres in Maastricht, stapte de Israëlische dichter en voorzitter van de PEN-club uit zijn land Mosje Dor kwaad naar hem toe. Tegen iedereen die het wilde horen verklaarde Dor dat het weliswaar te begrijpen was dat Nederland het rapport onderschreef dat de Writers in Prison-commissie van de PEN had neergelegd over de schending van de mensenrechten in onder andere zijn land, maar dat het ontoelaatbaar was dat De Wit Israël expliciet op één lijn stelde met landen als Irak, Iran en Turkije. ‘Natuurlijk ben ik het ook oneens met de politiek van mijn regering,’ verklaarde Dor desgevraagd, ‘maar dat wil niet zeggen dat de oude vriendschapsbanden tussen onze volkeren op deze manier geschonden kunnen worden. Dit is buiten iedere proportie.’ Hij nodigde De Wit daarom uit voor een gesprek tijdens een ‘lunch onder vrienden’ op 18 mei, maar wilde wel dat daarbij Opher Aviran, de cultureel attaché van de Israëlische ambassade, aanwezig was. Volgens Joost de Wit is de bespreking ‘in een prettige sfeer’ verlopen: ‘Ik heb Dor duidelijk kunnen maken dat ik ons standpunt bij een volgende gelegenheid graag zal nuanceren door Israël apart te vermelden, maar dat onze principiële stellingname niet verandert. Natuurlijk zijn er wat harde noten gekraakt, maar ik heb er een lekker maaltje asperges aan overgehouden.’ |
|