Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van Eeden‘Als er ook maar voor een kwart procent aan de autonomie van de Stichting gezeten wordt, stap ik onmiddellijk op. Ambtelijke instellingen zijn er al genoeg, en wij moeten onafhankelijk blijven, daarmee staat of valt onze geloofwaardigheid.’ Dit zegt Joost de Wit, directeur van de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk, kortweg de Stichting voor vertalingen. Per 1 januari 1990 krijgt de Stichting haar geld niet meer rechtstreeks van de Vlaamse en Nederlandse ministeries van cultuur, maar via de Nederlandse Taalunie, een samenwerkingsverband van de onderwijs- en cultuurdepartementen in Nederland en België. De Wit heeft de nieuwe geldgever direct geconfronteerd met een verzoek tot verhoging van de subsidie met liefst vijftig procent, van f 800.000, - naar f 1.200.000, -. Vooruitlopend op de toekenning van dit bedrag is de Stichting dit jaar naar een groter en duurder pand aan het Amsterdamse Singel verhuisd, en zijn voor anderhalve vacature drie nieuwe medewerkers aangetrokken. ‘Het is een gok.’ geeft De Wit toe, ‘maar ik dacht dat we die wel konden nemen. De wereld heeft ons gedwongen om te groeien, omdat we zo succesvol zijn. We worden al jaren ondergesubsidieerd en werkten met te weinig personeel in een te kleine ruimte. Hoewel ons is gezegd dat we niet meer dan ons oude budget zullen krijgen, is duidelijk dat men ons nu wel een hoger bedrag zal móéten geven, want we hebben domweg geen cent meer over voor activiteiten. Waar dat geld vandaan zal komen? Ik weet het niet. De goede wil is er bij de overheid, er is alleen nog niet duidelijk wié er nu moet betalen. Maar ik zal net zo lang roepen en jammeren tot het lukt.’
Als er één tendens te constateren was op het PEN-congres in Maastricht, dan was dat wel de neiging om de rijen te sluiten. Zelfs na de meest verdeelde debatten en stemmingen werd in tweede instantie beslist om de uitslag unaniem te laten zijn. De saamhorigheid was echter niet altijd zo groot als dat naar buiten toe moet lijken, zo bleek tijdens een discussie over het congresthema ‘Het einde van de ideologieen’. De door PEN met een speciale hommage vereerde Franse schrijver en dichter Alain Bosquet noemde bij deze gelegenheid de toneelschrijver Harold Pinter als voorbeeld van een ‘niet geëngageerd schrijver’. Inderdaad is de actualiteit in Pinters zogeheten comedies of menace vrijwel altijd afwezig. De aanwezige dreiging in zijn steevast binnen een enkele kamer gesitueerde stukken wordt vooral veroorzaakt door raadselachtige verhoudingen tussen de personages. De Engelsman zelf echter distantieerde zich stellig van Bosquets karakterisering. Geagiteerd stond hij op en stipuleerde dat, wanneer ideologie al ontbrak in zijn werk, dit slechts het gevolg was van het feit dat hij in een situatie leefde waarin een ideologisch bepaalde houding minder nodig was: ‘Ik wil er geen twijfel over laten bestaan dat mijn werk beslist wel engagement zou vertonen, als ik mij in de omstandigheden bevond van sommige schrijvers in Oost-Europa.’ Demonstratief beende Pinter vervolgens de zaal uit, een beduusde en ongemakkelijke stilte achterlatend.
Raster is veranderd. Niet alleen heeft Henk Bernlef in de redactie plaatsgemaakt voor Willem van Toorn, maar het ‘Tijdschrift in boekvorm’ heeft ook een redactieraad gekregen. Oud-redacteuren als Hans W. Bakx, H.C. ten Berge, Bernlef, Pieter de Meijer en Hans Tentije hebben er zitting in, en kunnen zo invloed blijven uitoefenen. Bovendien is het aantal pagina's teruggebracht van 200 tot 160, en de prijs dus enkele guldens gedaald. In een aanbiedingsfolder laat uitgever De Bezige Bij weten dat lezers zich een boek kunnen verwerven als ze zich abonneren op het blad dat ‘Literatuur als avontuur’ als motto heeft. Was Raster tot nog toe niet alleen via de boekhandel te krijgen? ‘We hebben nooit zoveel werk gemaakt van abonnementen, en daarom was de mogelijkheid ervan ook niet zo bekend.’, zegt Han van Doorn, hoofd verkoop bij De Bezige Bij, ‘maar bij de nieuwe aanpak van Raster past deze actie, waarmee we het blad onder de aandacht willen brengen van meer dan de trouwe kern van vijftienhonderd kopers.’ Het geheel van aanpassingen is niet minder dan een reddingsoperatie die Raster, een van de weinige letterkundige periodieken met een direct herkenbaar gezicht, voor de ondergang moet behoeden.
Een optreden bij Adriaan van Dis, dagelijkse advertenties in NRC Handelsblad, een kleurenfolder ingevouwen in dezelfde krant: het boek Japan: De onzichtbare drijfveren van een wereldmacht van K.G. van Wolferen wordt momenteel voortgestuwd door een ware publiciteitslawine. Waar doet uitgever Jan-Geurt Gaarlandt het van? - zo vragen collega's zich af. Alleen al het invoegen van een folder komt op f 47.000, - aldus een van hen. En wat beweegt uitgeverij Balans ertoe juist voor dit boek zoveel publicitair geschut in stelling te brengen? Gaarlandt: ‘Naar mijn mening is Van Wolferens boek zonder meer met meest geniale non-fictieboek van de laatste jaren. Het verdient dus alle aandacht. De boekhandel heeft dat onderkend, want op basis van de vooraanbieding hebben we kunnen besluiten tot een eerste druk met een oplage van 19.000, wat vrij uniek is. Maar De onzichtbare drijfveren van een wereldmacht is dan ook het meest spraakmakende boek dat ooit over Japan is verschenen.’ De kostbare advertenties in NRC Handelsblad komen volgens Gaarlandt geheel voor rekening van de krant. ‘Men adverteert daar met het boek omdat Van Wolferen als NRC-correspondent in Japan één van hun coryfeeën is. Die reclame is dus heel begrijpelijk: het is in feite reclame voor de krant zelf. En wat Van Dis betreft: ook dat is geheel buiten mij om gegaan. Het gerucht dat Van Dis en Van Wolferen elkaar goed zouden kennen is overigens uit de lucht gegrepen. Ze hebben elkaar hooguit een enkele keer ontmoet. Vaker kan ook niet, want daarvoor is Van Wolferen te weinig in Nederland.’ Gaarlandt ergert zich aan het feit dat veel Nederlandse Japanologen niets willen weten van Van Wolferens boek. Hij wijt dit aan naijver en misplaatste territoriumdrift. ‘In het buitenland wordt Van Wolferen met het grootste respect bejegend. Vandaag las ik nog een zeer lovend stuk in de New York Times. Trouwens, het feit dat het boek in Amerika wordt uitgegeven door Knopf, de beste uitgeverij ter wereld, zegt genoeg.’ Gaarlandt heeft overigens bedongen dat de (gebonden) Knopf-editie in Nederland voor dezelfde prijs wordt verkocht als de Nederlandse paperback. Importeur Van Ditmar was aanvankelijk van plan de Amerikaanse editie extra goedkoop in de handel te brengen.
Uitgeverij De Bezige Bij is op zoek naar een redacteur. Dat is in literaire kringen aanleiding tot gissen en roddels. Is dit het gevolg van het vertrek van redacteur Tjit Reinsma, beter bekend als Nicolaas Matsier, die K.L. Poll gaat opvolgen als chef van het Cultureel Supplement van de NRC? Veel NRC-redacteuren zouden Reinsma graag zien komen, maar naar verluidt heeft deze zelf weinig behoefte de scepter van Poll over te nemen. Die eer zal hoogstwaarschijnlijk te beurt vallen aan plaatsvervangend chef Lien Heyting. De vacature bij De Bezige Bij is in de eerste plaats bedoeld ter aanvulling van de huidige redactionele staf, die mede door ziekte al geruime tijd niet op volle sterkte is. Bovendien wordt op deze manier al voorzichtig vooruitgelopen op het vertrek van Oscar Timmers. Timmers (57): ‘Het is niet ondenkbaar dat ik over een jaar of twee, drie bij de uitgeverij vertrek, en dan moet mijn taak worden overgenomen door een jongere kracht. Daar willen we nu vast rustig naar toe werken.’ Timmers wil zich na zijn vertrek als redacteur vooral bezig gaan houden met schrijven, maar is vooralsnog niet van plan dit werk ook te publiceren. ‘Met Zee van marmer is het oeuvre dat ik onder de naam J. Ritzerfeld heb geschreven afgesloten. Ik heb verder geen ambities als schrijver naar buiten te treden.’ Timmers' schrijfdrift heeft een strikt particuliere herkomst. Vooral het overlijden van zijn vrouw, vorig jaar, speelt hierin een rol. ‘Schrijven om een vacuüm te vullen, zou je het kunnen noemen.’
In de jaren twintig was de Londense uitgeverij The Nonesuch Press een groot succes, en ook later publiceerde men boeken die door hun verzorgde uiterlijk veel respect afdwongen. Vervolgens raakte de zaak in het slop. Inmiddels heeft de voor zichzelf begonnen uitgever Max Reinhardt - vroeger werkzaam bij The Bodley Head - The Nonesuch Press overgenomen, teneinde deze nieuw leven in te blazen. Naast heruitgaven van onder andere werk van William Blake, Lewis Carroll en John Donne komt Reinhardt ook met een ‘nieuwe’ publikatie, en wel een zeer curieuze. Het gaat om het boek Why the epigraph? van zijn goede vriend Graham Greene. Dit boek bestaat uit niets meer of minder dan de ongeveer vijfendertig motto's die Greene in de loop der jaren voor zijn romans heeft gekozen, voorafgegaan door een inleiding van de bejaarde auteur. De oplage bedraagt 950 gesigneerde exemplaren à £21 per stuk. Is een kleine tachtig gulden niet wat veel voor een handje motto's? Max Reinhardt meent van niet. ‘Het gaat om een fraaie en zeer beperkte uitgave, en Graham Greene is een van onze meest vooraanstaande auteurs. Wij denken dat de ware Greene-liefhebbers het als een welkome aanvulling van hun collectie zullen zien.’ Maar die liefhebbers hebben toch al Greene's boeken, en daarmee zijn motto's? Reinhardt: ‘Je moet het Nonesuch-boek ook puur zien als een collector's item. Bovendien is het voorwoord natuurlijk nieuw...’ |
|