‘En 'n heer wischte my 't zweet van het gezicht’
Multatuli op tournee; brieven en documenten 1878-1879
Volledig werk deel XIX Documenten en brieven 1878-1879 door Multatuli Redactie H. van den Bergh en B. Dongelmans Uitgever G.A. van Oorschot, 996 p. f 90,-
Nelleke Noordervliet
Vanaf 1877 verschijnt er geen nieuw werk meer van Multatuli. Maar ondanks de drukte van de lezingentournees (de eerste twee in begin 1878 en begin 1879) verzorgt hij herdrukken van Ideën I, VI en VII, Millioenenstudiën en Specialiteiten en maakt hij plannen voor de combinatie van de stukken over Vrye Arbeid en Pruisen & Nederland. Hij wijzigt betrekkelijk weinig, maar kan het niet laten in Specialiteiten een scherpe bladzijde tegen Huet toe te voegen.
Hoewel de geldnood lang niet meer zo nijpend is als vroeger, zijn er veel redenen die Multatuli dwingen in 1878 te beginnen met het houden van voordrachten. Haspels, de toneeldirecteur, heeft de uitkopen geregeld. De beide tournees, waarvan de uitvoerige documentatie het leeuwedeel vormt van deel XIX, zijn uitputtingsslagen. Ertussen valt hij terug in een diepe depressie, die men vaker ziet bij mensen die een topprestatie hebben geleverd. In twee maal drie maanden houdt hij respectievelijk achtentwintig en zevenendertig spreekbeurten van Zierikzee tot Groningen, meestal voor goed gevulde, muisstille zalen en natuurlijk zonder microfoon. Het komt voor dat er vier- à vijfhonderd mensen zijn, die f 1,50 entree betalen, de prijs van een kloeke roman. Niet alleen Multatuli trotseert de ongemakken van het negentiende-eeuwse openbaar vervoer, maar ook het publiek, dat er vaak vele uren reizen in barre omstandigheden voor overheeft om zijn held te horen. Er wordt naar hem geluisterd met een overgave en een adoratie die de behoefte om gesticht te worden verraden ook al is het geloof in God getaand. Juist waar de preektoon klinkt haakt de tegenwoordige lezer af.
Multatuli volbrengt de taak met de veerkracht die hem eigen is. Hij klaagt over slechte logementen en lichamelijk ongemak, zijn voordrachten beginnen steevast met de captatio dat hij ziek is en moe en oud en slecht bij stem en veel geleden heeft, maar het contact met het publiek zweept hem op. Regelmatig schrijft hij tijdens de eerste tournee aan Mimi dat hij geen enkele moeite had met spreken en nog wel uren door kon gaan en dat ook de voorbereiding een fluitje van een cent was. Eén uur voor de voorstelling schrijft hij wat losse aantekeningen op stroken papier en vervolgens praat hij twee en een half uur lang voor de vuist weg. Voor de trouwe lezer van het werk is er weinig nieuws
Het lezen van brieven die aan een ander gericht zijn, heeft altijd iets van een geheime zonde en dus van een geheim genoegen. Misschien zou Multatuli graag toestemming hebben gegeven zijn gehele correspondentie openbaar te maken. Zo was hij wel. Maar dat Mimi Douwes Dekker-Hamminck Schepel - wat al te ruim en subjectief - de grens heeft getrokken tussen privé- en publiek domein van Multatuli's leven is uit menselijk oogpunt begrijpelijk. Mimi's brieven, ‘de honderden brieven (...) van m'n arme Tine’, zouden, als we die nog hadden, ongetwijfeld het beeld van Mimi en Tine corrigeren. Het beeld van Multatuli zou completer zijn, maar niet meer wezenlijk veranderen.
In 1975 is een aantal belangrijke documenten uit het bezit van het Multatuli-Museum verloren gegaan. Dat zijn onder andere een brief en een telegram uit 1879, een dagboekje uit 1880 en hoogstwaarschijnlijk het originele handschrift van Vorstenschool of een deel daarvan. Die conclusie valt te trekken op grond van summier commentaar bij twee documenten in deel XIX van het Volledig werk van Multatuli dat onlangs is verschenen.
Slordigheid van de beheerders van een literaire nalatenschap is onbegrijpelijk. Hoe kunnen brieven en documenten die tot voor kort nog toegankelijk waren, verdwijnen? Uit deel XIX van het Volledig werk, dat het jaar 1878 en een deel van 1879 bestrijkt, blijkt dat een brieffragment (vermoedelijk 4 maart 1879) en een telegram (8 april 1879) verloren zijn gegaan, hoewel Spigt in 1975 nog afbeeldingen van de originelen kon reproduceren. Dus: wat er in 1975 nog was, is er nu niet meer! Als alles wat in ‘Keurig in de kontramine’ werd gebruikt, verdwenen is, dan zijn we ook het originele handschrift van Vorstenschool of een deel daarvan en een dagboekje van Multatuli uit 1880 kwijt. Dat zijn niet zomaar privé-details waar we niets mee te maken hebben.
NN
bij, maar toch vult hij aan, wijzigt hij, en combineert hij. Hij werkt als een kok in de keuken van zijn ideeën.
E. Douwes Dekker, tekening Dirk Wiarda
De verslagen en polemieken geven een levendig beeld van zijn optreden. Samen met de stroken aantekeningen vormen ze prachtig materiaal voor een reconstructie van een avond met Multatuli. ‘Eer zoo even de heer Douwes Dekker optrad, scheen het of vele aanwezigen gevoelden, dat ze binnen weinige oogenblikken de eer zouden hebben in de tegenwoordigheid van een groot man te zijn: ze luisterden reeds voor er een spreker was. Een welkomstgroet stijgt uit de volle zaal; 't wordt hoe langer hoe stiller; alleen de gasvlammen ruischen.’ Dat is een entree die nu alleen nog goeroes van griezelige groepen te beurt valt. ‘Hij sprak, zooals een man van talent, in opwinding, in gezelschap spreekt: niet zonder logisch verband maar met vele afwijkingen en afdwalingen, volgens den regel, dat in sommige gevallen de zigzaglijn de kortste is.’ ‘Zijn wijze van spreken was buitengemeen bekoorlijk, door de eenvoudige natuurlijkheid, die hem onder 't spreken nooit verliet. Geen spoor van rhetorisch galmen, van gekunstelde stemverheffing: het was of hij een vertrouwelijk gesprek voerde met een sympathetisch auditorium, dat trouwens uit de meest ontwikkelde burgers en hun dames bestond.’ Multatuli geniet van het religieuze enthousiasme waarmee hij wordt ontvangen: ‘Toen ik na de pauze terug kwam, stonden de meesten op. En 'n heer wischte my 't zweet van 't gezicht. Ik heb nooit zoo'n succes gehad.’
De tweede tournee is langer maar minder succesvol: de waardering is minder groot en de recettes vallen tegen, zodat Multatuli weer aan bedrog denkt. Zelf is hij ook niet zo tevreden over zijn optreden. Hij schrijft aan Haspels: ‘Te Groningen en Leeuwarden heb ik redelijk goed gesproken. Byna overal elders (wat nu de laatste twee weken betreft) net voldoende, maar niet meer. Slechts als iemand die 'n taak verricht. Zoo is 't dan ook!’ Een criticus, die met zijn commentaar een fikse polemiek uitlokt, schrijft: ‘De man, die een weldaad had kunnen zijn voor lndië en Nederland, wanneer hij indertijd minder onbesuisd zijn wil in één oogenblik had willen doordrijven, is nu een redenaar, die wordt toegejuicht maar toch niet dat publiek lokt, waarop zijne intellectueele vermogens hem aanspraak zouden geven, die weinig of geen nut sticht, en zichzelf, in al zijn eigenwaan, blijkbaar niet gelukkig voelt.’ Het laatste is waar. Multatuli is niet gelukkig. Het is niet genoeg. Het is nooit genoeg. ‘Myn pogingen (sedert meer dan 30 jaren!) om iets goeds tot stand te brengen op publiek terrein zie ik voortdurend schipbreuk lyden.’ De bewondering van een deel van het volk legt minder gewicht in de schaal dan de miskenning van een ander deel. Bovendien blijft de uiteindelijke opbrengst na aftrek van kosten en aflossing van oude schulden beneden de - te hoog gespannen - verwachtingen. Multatuli's leven is soms een tragikomedie waarin de held, het hoofd in de wolken, struikelt over de werkelijkheid.
Thuis in Wiesbaden is hij als lamgeslagen, ondanks de afleiding die de kleine Wouter (door Mimi in het voorjaar van 1878 geadopteerd) hem biedt. Hij kan niet werken. Hij kan niet schrijven. Het ‘uiten’ is hem onmogelijk. Hij denkt vaak aan de dood. ‘Leven is tobben,’ schrijft hij aan een neef. En aan de Bruinsma's: ‘Och, beste kerels, ik voel me sedert ik jelui zag, erg afgetakeld. M'n verdriet is byna doorgaande heel erg geweest. Het betreft hoofdzakelyk de kinderen. Maar 't staat in verband met m'n heele zyn, met m'n taak, m'n roeping, of wat het dan weezen mag. Dit was sedert zeer lang het geval, en om 't goed uit te leggen, zou ik 'n relaas moeten geven van Lebak af.’ De woorden ‘sedert juni 1870’ haalt hij door. Hij wilde waarschijnlijk een toespeling maken op de vlucht van Tine en de kinderen uit Den Haag, waar zij met Mimi en hem in een ménage à trois woonden. Steeds weer komt hij erop terug; Tine's ‘verraad’ heeft hem geknakt. Multatuli heeft misschien met zijn verdriet gekoketteerd maar het woog hem wel degelijk zwaar. ‘Een vreeselyke grief (hier: verdriet - N.N.) heb ik sedert eenige jaren te dragen! De gissing nl. dat m'n eerste vrouw my nooit begrepen heeft, en dat ze slechts uit goedigheid en zachtheid - och 't is me zo hard dit te zeggen - met my meepraatte. “Hoe kom je daar nu aan?” vraagt ge, Och, 't blykt me o.a. aan m'n kinderen die, door haar opgevoed, telkens blyk geven weinig of niets van my te weten.’ Dit fragment is typerend voor het mechanisme waarmee Multatuli verdriet van schuld ontdoet. Liever de aanbeden Tine van een voetstuk stoten dan de kinderen het recht op een eigen oordeel toestaan en zichzelf verantwoordelijk stellen voor zijn afwezigheid in hun opvoeding. Het beeld dat hij van zichzelf geschapen heeft mag niet in scherven vallen, noch voor hem zelf noch voor de buitenwereld. Hoe moeilijk dat is
blijkt uit zijn ambivalente houding tegenover Edu, zijn zoon, die hem enkele malen bij een lezing vergezelt. Hij heeft een afkeer van Edu's gedrag, zijn zwakke karakter en huichelarij. ‘Hy slentert, draait, liegt en ontwykt en wringt zich in allerlei bochten om voor 't oogenblik maar geholpen te zyn. Ook hindert me z'n voorkomen zoo! Dat malle brilletje, dat uitgevallen haar, die kwasi-fatterige maniertjes! Overigens was z'n toon weer als van ouds goedig en zacht,’ Later: ‘En ik moet erkennen niet te weten hoe ik met hem moet omgaan.’ Toch is hij vergevensgezind en helpt hij hem: ‘Edu zit by me. (...) Ik wil nog eens proberen. Ik moet zeggen dat zyn gedrag en wyze van zyn allerliefst is. Dus de spons door alles. Geld is byzaak. Waar alles vandaan komt, komt dit beetje ook vandaan. Basta. -’
Enige tijd geleden woedde onder de Amsterdamse jeunesse dorée het vliegtuigspel, een variant op de kettingbrief. Sommigen maakten fortuin, velen verloren het, maar iedereen begon eraan in de overtuiging dat een geringe investering een hoog rendement zou opleveren. Aan dat spel moest ik denken toen het principe van ‘Tandem! Genootschap, zich ten doel stellende Max Havelaar te pensioneeren’ werd uitgelegd. Multatuli neemt zelf het heft in handen, hij vormt het gehele dagelijks bestuuir van het genootschap, en elke betrouwbare vriend krijgt negen lidmaatschapskaarten om negen al even betrouwbare leden te werven en hun contributie aan de voorzitter over te maken. Dit alles moet in het grootste geheim geschieden ‘want, zei hij, als de Van Vlotens erachter komen heb ik weer wat te verduren’. Aan Mimi schrijft hij met zijn bekende spelersbravoure: ‘Het genootschap dat Havelaar pensioneert heet Tandem! Na de 10, 12 commissies (uit mannen van “zaken” bestaande) zal ik nu eens toonen hoe 'n zaak moet behandeld worden. Ieder dien ik benoemde tot chef van 'n sectie, riep: wel dat moet goedgaan! En ieder was verwonderd over den eenvoud. En... ik word van niemand afhankelyk! (...) Ik zeg je, Mies, 't kan niet falen!’ Uit een geestig zinnetje als: ‘Misschien laat ik Van Helden maçon worden om in de loges Tandem te stekken,’ spreekt zijn onverwoestbare optimisme. En inderdaad staat hij naar eigen zeggen op een bepaald moment aan het hoofd van negentien afdelingen. Er zijn afrekeningen, maar ook Tandem heeft uiteindelijk niet geleid tot Havelaars rust.
Hoe boeiend de documentatie van de lezingentournees ook is, de brieven van Multatuli zelf blijven het hoogtepunt. Multatuli's ideeën en zijn stijl, zeggen sommigen, maken hem onsterfelijk. Anderen vinden dat hij vaak onzin uitkraamt, soms slecht schrijft en een onsympathiek karakter heeft. Sommigen zijn ondanks alles aan hem verslingerd zoals ik, anderen hebben ondanks alles een hekel aan hem. Maar niemand die hem leest, blijft onverschillig. Nog steeds niet. En zo hoort het ook.
■
Nelleke Noordervliet publiceerde kort geleden de roman ‘Millemorti’. In 1987 verscheen ‘Tine of De dalen waar het leven woont’, een gefingeerd dagboek van Multatuli's eerste echtgenote op basis van authentieke documenten.