Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenIn een open brief in het laatste nummer van De Held maakt Geerten Meijsing zich boos op Jaap Goedegebuure, die hem in het verleden dingen heeft toegevoegd ‘waar ik niet om gevraagd had en die ik nauwelijks gepast vond’. Meijsing verwijt de criticus-literatuurwetenschapper een gebrekkige kennis van zaken omtrent het begrip ‘decadent’. Bovendien weerspreekt hij Goedegebuures stelling als zouden Jan Siebelink en hij zich door hun uitgevers hebben laten manipuleren tot het poseren als ‘nieuwe decadenten’ omdat dit toen in de mode was. Pas met Veranderlijk en wisselvallig zou Meijsing zijn gaan doen wat hij prettig vond. Meijsing verzekert Goedegebuure dat het tegendeel het geval is; juist dat laatste boek was een concessie. ‘De waarheid is waarschijnlijk dat u mijn boeken helemaal niet hebt gelezen.’ Goedegebuure in een reactie: ‘Misschien waren mijn opmerkingen betreffende het zich laten manipuleren door de uitgeverij wat gechargeerd. Die stammen dan ook uit een tamelijk paticuliere briefwisseling met Robert Vernooij, later gepubliceerd in De Held. Naar de geest houd ik dat echter staande. Er is zeker een periode geweest dat decadentie een handelsmerk was, een hype die paste in de reclamestrategie van een uitgeverij. Meijsings suggestie dat ik van alles niet gelezen zou hebben leg ik naast me neer, want hij noemt geen enkele titel. En als ik kijk wat Joyce & Co zelf op theoretisch vlak over decadentie te melden hebben gehad, kom ik nauwelijks verder dan een nawoord bij de bloemlezing Zwarte romantiek en dat is voor negentig procent overgeschreven uit The Romantic Agony van Mario Praz. Ik geef niet zoveel om de deskundigheid van Joyce & Co als het gaat over secundaire literatuur op het gebied van decadentie.’ Goedegebuure is niet van plan schriftelijk op Meijsings aantijgingen te reageren. Wel verschijnt er binnenkort bij uitgeverij Van Oorschot een boekje van zijn hand dat ingaat op de leescultuur in Nederland. Hierin behandelt Goedegebuure onder andere de literaire kritiek, die er in Meijsings open brief ongenadig afkomt. De titel van het boekje: Te lui om te lezen.
Tot de vaste ingrediënten van het roddelcircus rond de AKO Literatuurprijs behoort natuurlijk de dankbare insinuatie dat de toekenning van de begerenswaardige f 50.000, - meer te maken heeft met vriendjespolitiek dan met een eerlijk literair oordeel. Vorig jaar was het voor de achterdochtigen een makkie: de prijs ging naar Geerten Meijsing, en wie maakte er deel uit van de jury? Jawel, zijn zuster Doeschka Meijsing. Zelfs de gepasseerde W.F. Hermans riep er, vanuit Parijs, schande van. Dit jaar is iets meer inventiviteit vereist om de verrotting van literair Nederland aan te tonen. Henk Spaan, columnist van het Algemeen Dagblad, is inmiddels een nieuw komplot op het spoor. Onder de kop ‘Schrijvers zijn te koop’ wijst Spaan op het feit dat zowel juryvoorzitter mr. Erik Jurgens als de echtgenoot van de genomineerde Hélène Nolthenius, mr. W.J.A. Wagenaar, oud-voorzitter van de KRO is. De link is duidelijk. Spaan voorspelt dan ook ‘een wonder van Assisi’: Hélène Nolthenius krijgt de prijs voor haar Franciscus van Assisi-biografie Een man uit het dal van Spoleto. Nolthenius: ‘Wat moet ik daarop zeggen? Mijn man heeft veertig jaar bij de omroep gezeten en dertig daarvan was ik met hem getrouwd. Natuurlijk ben ik in die tijd met honderden van zijn collega's in aanraking geweest, onder wie Erik Jurgens. De enige keer dat ik hem gesproken heb heeft hij zijn bewondering geuit over mijn boek Duecento. Met dat boek onder hun hoofdkussen gingen katholieke studenten destijds in de jaren vijftig naar bed. Maar verder heb ik de heer Jurgens in geen jaren ontmoet.’ Van Hélène Nolthenius is bekend dat ze een duidelijke afkeer heeft van publiek optreden. Onlangs weigerde ze in het programma van Adriaan van Dis te verschijnen. ‘Ik weet dat ik daarmee geen beste beurt heb gemaakt bij Ary Langbroek van mijn uitgeverij Querido. Maar voor mij hoeft al die publiciteit niet. Ik beweeg mij bij voorkeur door de dertiende of veertiende eeuw. Mijn boek past dan ook absoluut niet bij de andere genomineerden. Maar ik respecteer die wat merkwaardige keuze van de jury en natuurlijk zie ik het ook als een vorm van erkenning. Tenslotte heb ik altijd een zeer klein lezerspubliek gehad.’ Nolthenius zegt momenteel ‘een kapitaal aan postzegels’ te besteden aan het afzeggen van verzoeken om lezingen. ‘Dat kan ik fysiek helemaal niet aan.’ Alleen bij de uitreikingsplechtigheid in het Amstel Hotel op 19 mei zal ze aanwezig zijn.
Uitgeverij Sijthoff is haar enige jeugdboekenauteur kwijt. Na een slepend conflict heeft Tonny Vos-Dahmen von Buchholz het fonds verlaten. Voor haar eerste bij Sijthoff gepubliceerde boek, Van rendierjager tot roofridder, kreeg Vos in 1984 haar tweede Zilveren Griffel. Toen Het land achter de horizon vier jaar later bekroond werd met de prestigieuze Prijs van de Universiteit van Padua, waren haar boeken echter niet leverbaar, omdat de schrijfster beslag had laten leggen op de hele voorraad. Vos beschuldigde haar uitgever van ‘contractbreuk’, en wilde met de maatregel voorkomen dat haar werk verramsjt werd. Een langdurige rechtszaak en slepend schikkingsoverleg later, gaan beide partijen ‘in goede harmonie’ uit elkaar, zo verzekert Bert de Groot, directeur van uitgeverij Veen/Luitingh/Kosmos en Contact, die Sijthoff kort geleden overnam. De schrijfster ontvangt een schadevergoeding, en brengt haar forse oeuvre nu onder bij drie uitgevers: haar historische boeken verschijnen beurtelings bij Leopold en De Fontein, en La Rivière & Voorhoeve verzorgt het modernere werk. ‘Een-prettige situatie,’ vindt Tonny Vos, die daarvoor koos met het oog op ‘risicospreiding’: ‘Het voordeel is dat je niet meteen met je hele fonds in de prak zit als je ellende krijgt met een uitgever, zoals me dat met Sijthoff is gebeurd.’ Nadat hij vorig jaar in Plantage Muidergracht vooral zijn persoonlijk wedervaren vertelde, publiceert Adriaan Morriën komend jaar in de serie Privé-domein van De Arbeiderspers zijn literaire herinneringen. Het boek, dat de opmerkelijke werktitel De maîtresse van W.F. Hermans heeft, zal in ieder geval materiaal bevatten over Jan Hanlo, Geert van Oorschot, Hans Lodeizen, Menno ter Braak, en de vrienden die Morriën binnen de Gruppe 47 had, zoals Heinrich Böll en Günter Grass. En natuurlijk is er ook W.F. Hermans, met wie Morriën in de redactie van Criterium heeft gezeten, en met wie hij - tot de onvermijdelijke brouille - bevriend is geweest. De dame uit de titel was een vriendin van Hermans in de tijd van diens Criterium-redacteurschap, aan het eind van de jaren veertig. Zij komt voor in een nog te schrijven stuk over Hermans, waarover Morriën momenteel nog geen nadere bijzonderheden kwijt wil. Wel vertelt hij dat zijn zelfs antiquarisch bijna onvindbare schotschrift De gruwelkamer van W.F. Hermans, of Ik moet altijd gelijk hebben, uit 1955, deel zal uitmaken van het nieuwe boek. Hij is niet bang dat de in De gruwelkamer opgetekende analyse van Hermans' persoonlijkheid inmiddels niet meer adequaat is, nu hij al zolang geen contact meer met hem heeft gehad: ‘Gedurende acht jaar heb ik praktisch dagelijks met hem omgegaan, en in wezen kan hij niet veel veranderd zijn. Grondig anders worden kunnen mensen namelijk niet.’ Voordat De maîtresse van W.F. Hermans uitkomt, zal dit najaar eerst een bundel nieuwe verhalen van Morriën verschijnen. |
|