Pockets
Op een kwade dag in 1911 had de Hongaarse scheikundige Hevesy, destijds werkzaam in het laboratorium van Ernest Rutherford te Cambridge, een ernstig meningsverschil met zijn hospita. Volgens de geleerde gebruikte zij de restjes van de traditionele zondagse pie in haar gerechten van de rest van de week. De hospita ontkende dit natuurlijk met kracht. Maar voor Hevesy was deze vorm van recycling kennelijk een gevoelig punt, want hij ging ver om zijn gelijk te bewijzen. Uit het laboratorium ontvreemdde hij enig radioactief materiaal (een bijprodukt van thorium) en smeerde, terwijl niemand oplette, na afloop van de zondagse maaltijd een kleine hoeveelheid aan het restant van de pie. De volgende woensdag stond er soufflé op het menu. Hevesy haalde zijn elektrometer te voorschijn, in een incident dat bekend staat als de eerste toegepaste meting van radioactieve straling. De soufflé bleek inderdaad besmet. Resulterende conclusies: 1. Hier werd de basis gelegd voor een belangrijke vorm van analyse (Hevesy kreeg voor zijn werk in 1943 de Nobelprijs), en 2. Kom niet aan een Hongaar zijn eten.
Dit verhaal is terug te vinden in The Relativity of Wrong (Oxford University Press, 225 p., f 29,25), een bundel opstellen van Isaac Asimov. Deze auteur (365 titels) schrijft al sedert 1958 maandelijks een essay in The Magazine of Fantasy and Science Fiction. In deze bundel vinden we zijn bijdragen van april 1986 tot en met augustus 1987 terug. Niet gehinderd door overdreven bescheidenheid, bespreekt Asimov op heldere wijze allerlei ontwikkelingen in de natuurwetenschappen (over Shakespeare en de bijbel liet hij al in afzonderlijke publikaties zijn licht schijnen). Voor wie zich niet laat afleiden door de wat pedante toon, biedt Asimov zeer toegankelijke en boeiende informatie over zaken waar men in het dagelijks leven niet direct zijn voordeel mee zal doen, maar die aardig zijn om te weten: het ontstaan van de lucifer, de vermeende invloed van de maan op het menselijk gedrag, de eigenschappen van Uranus en Pluto, en, in het titel-essay: de relativiteit van het ongelijk. Hoeveel is 2 + 2? Het antwoord luidt 4. Alle andere antwoorden zijn fout. Maar stel dat Jan zegt dat 2 + 2 = 17 en Jet zegt dat 2 + 2 = paars. Wie heeft er dan meer ongelijk?
Tussen het Prince of Wales Island en het Boothia Peninsula in Noord-Canada, ligt de Franklin Strait, genoemd naar Sir John Franklin, een Britse ontdekkingsreiziger die in 1848, op zoek naar de noordwestelijke passage, met 129 man en twee schepen spoorloos in de poolwinter verdween. Zelfs geen logboek werd ooit gevonden. Slechts uit vage Eskimo-overlevering wist men van een rampzalige afloop in het pakijs. Franklin was een ervaren leider en zijn expeditie was met de modernste middelen uitgerust. Er was aan boord van de schepen proviand en brandstof voor drie jaar, waaronder 62.000 kilo meel, 17.000 liter sterke drank, 4300 kilo chocolade, 1700 kilo zeep, 4200 kilo citroensap (tegen scheurbuik), 8000 blikken vlees en soep, en tientallen extra dekens van wolvevacht. Men had onder meer de beschikking over de nieuwste onderzoeksapparatuur op het gebied van geologie, zoölogie en magnetisme. Het was de eerste poolexpeditie die een fotocamera meekreeg en de bemanning kon gebruik maken van twee bibliotheken met bijna 3000 titels, en zelfs twee orgels. Men was vooruit betaald. Pas op 29 juni 1981 vond men bij toeval een eerste spoor van de verdwenen Britten terug. Een antropoloog ontdekte een gedeelte van een verbleekte menselijke schedel, ergens op een landengte op King William Island. De Canadezen legden verband met de expeditie van Franklin en organiseerden een grootse zoektocht. Het meer dan fascinerende verslag hiervan is te lezen in Frozen in Time (Grafton, 179 p., f 25,15) door Owen Beattie en John Geiger. Men vond onder meer de in de permafrost bewaard gebleven lichamen van enkele aan een wanhopige voettocht begonnen opvarenden. De kleurenfoto's van deze opgegraven lijken zijn van een gruwelijke schoonheid. Het boek beschrijft voorts het wetenschappelijke detectivewerk dat op deze ontdekking volgde. De luxe expeditie van Franklin en zijn mannen vond een afschuwelijk einde in loodvergiftiging, verhongering, scheurbuik
(toch) en kannibalisme.
Die Fremdenführerin (Deutscher Taschenbuch Verlag, 77 p., f 10,85) is een toneelstuk in twee bedrijven uit 1986 van Botho Strauss. Martin, een leraar die zich in een identiteitscrisis bevindt, is naar Griekenland gereisd om zich te bezinnen. In Olympia ontmoet hij de twintig jaar jongere Kristine, die daar als reisleidster werkt. Ze besluiten om zich een zomer samen af te zonderen. Er ontwikkelt zich een verhouding tussen de levensangstige en de levenslustige (‘het leven is rond, zegt ze, je glijdt overal vanaf’) die, Strauss eigen, zover wordt doorgevoerd dat de wederzijdse eerlijkheid tot wederzijdse kwelling wordt. Er treden in het stuk maar twee mensen op en het bestaat derhalve, tot aan het afscheid op de laatste pagina, geheel uit dialogen tussen Martin en Kristine. Als zo vaak bij Botho Strauss, blijf je achter met een gevoel van leegte. En een gevoel van: niemand kan zeggen dat we het niet geprobeerd hebben. Men zoekt de zin der dingen in zichzelf en elkaar, omdat de buitenwereld niets wezenlijks te bieden heeft. Tegelijkertijd is het juist het gebrek aan vermogen om de eigen situatie te relativeren, dat de mislukking inleidt.
Relativeren is Erich Kästner wel toevertrouwd. In de serie goedkope herdrukken van zijn werk verscheen Kurz und bündig (Deutscher Taschenbuch Verlag, 112 p., f 12,35). Honderd epigrammen, gedurende twee decennia genoteerd.
bloß die Leute sind slecht.’
NIEK MIEDEMA