Christa Wolf
Vervolg van pagina 6
‘eenvoudige vreugden’ waarin het leven grijpbaar is, de betekenis van vriendschappen, de wankelheid van de liefdesrelaties.
Voor de schrijfster Ellen is het probleem de legitimatie van haar schrijverschap. Enerzijds het bewustzijn dat het vastleggen van het bestaande in woorden de zin van haar leven uitmaakt, anderzijds het besef dat dat niet genoeg kan zijn, dat schrijven geen remedie is tegen de dood. ‘Ik heb geen proeftijd meer. Wat ik doe of niet doe, dat telt. Zulke dingen denk je wanneer de schrik erover niet meer ondraaglijk is.’
Zomerspel is een prachtig geschreven boek, rijk aan stemmingen, observaties en ideeën, een wijs boek ook. Maar vergeleken met Kassandra, dat tot een offensief tegen de patriarchale orde aanzette, is het een boek dat bericht van een terugtocht. Het woord ‘resignatie’, dat in Nadenken over Christa T. nog de betekenis van een politiek moment had, van een daad van het individu tegen het opdringerige collectief, heeft in Zomerspel zijn kracht verloren, resignatie is hier capitulatie voor het onvermijdbare. Hier en daar schemert door dat dat onvermijdbare het leven zelf is, of de ouderdom of de dood: ‘Ouder worden is een terugtocht. Een terugtocht die je niet zelf uitvoert. Die in je wordt uitgevoerd. Iets dat van jou is, trekt zich in je, voor je terug. Eerst ben je geïrriteerd. Heb je het gevoel dat je door jezelf aan jezelf wordt ontfutseld. Dat je de belangstelling voor jezelf kunt verliezen, had je niet verwacht, maar die verdwijnt onweerstaanbaar: als het gas uit een ballon met een heel klein gaatje.’ Maar wie goed leest vindt aanwijzingen te over dat de strijdbaarheid van Christa Wolf eerder dan door het ouder worden is aangetast door het gevoel dat er politiek en ecologisch niets meer te redden valt. De mededeling van de schrijfster dat Zomerspel tussen 1982 en 1987 werd geschreven, dus voor het in 1987 verschenen De Cesuur (Störfall) naar aanleiding van de ramp in Tsjernobyl, demonstreert haar vooruitziende blik. De terugblik op een glorieuze en bijna gelukkige zomer vormt daarmee alleen maar schijnbaar een tegenspraak.
■