Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas Heijne‘De critici lieten na (het boek) op (zijn) juiste waarde te schatten. Het onvolgroeide maar onmiskenbare talent dat uit Wuthering Heights sprak, werd nauwelijks herkend; de betekenis en de aard ervan werden verkeerd begrepen; de identiteit van de auteur werd fout voorgesteld; er werd gezegd dat het een vroeger en grover probeersel betrof van dezelfde pen die Jane Eyre had geschreven. Onrechtvaardige en pijnlijke fout!’ Aldus een verhitte Charlotte Brontë, die het in een voorwoord bij de tweede druk van de roman van haar zuster voor haar opnam tegen de literaire kritiek. Maar voor Emily was het toen al te laat; zij was twee jaar daarvoor, in 1848, aan de tering gestorven. Haar enige roman was bij zijn verschijning bijna unaniem gekraakt, in de grond geboord, platgestampt. Men zegt dat Emily niet gevoelig was voor complimenten of kritiek, maar sommige besprekingen kunnen haar niet onberoerd gelaten hebben: ‘Wij kennen niets in de gehele scala van onze literatuur dat zulke schokkende beelden schetst van de slechtste vormen van het mensdom.’ Die recensie was niet ondertekend, maar de afschuwelijke misser van deze Onbekende Criticus vormt een schrikbeeld voor iedereen die wel eens een boek bespreekt. Aangenomen mag worden dat hij eeuwig brandt in een literaire hel. Recensies worden geschreven voor lezers, niet voor schrijvers; en toch lijkt alleen deze laatste groep zich er iets aan gelegen te laten liggen. Lezers laat het allemaal betrekkelijk koud. Zij weten zelden of nooit wie wat over welk boek geschreven heeft. Zij zijn in staat een schrijver te feliciteren met een slechte kritiek, geschreven door zijn ergste vijand. De auteur kent ieder woord uit zijn hoofd. Een slechte kritiek komt aan als een baksteen tegen zijn hoofd; het maakt niet uit door wie hij gegooid wordt, een literair-kritisch genie of een verzuurde minkukel, het komt even hard aan. Vandaar de overgevoeligheid van de meeste schrijvers voor kritiek. De geamuseerde nonchalance waarmee zij doorgaans spreken over de keren dat zij in een krant of weekblad door het slijk gehaald zijn, is slechts uiterlijke schijn. Daarachter broeit het en gloeit het. De schrijver Paul Theroux, zelf de auteur van een aantal middelmatige romans, beledigde ooit Erica Jong, schrijfster van een aantal slechte romans. Over haar best-seller Fear of Flying schreef Theroux: ‘Dit prul van een roman, waarin de vulgariteit misbruikt wordt tot het punt waarop het alleen nog maar belachelijk is en vrouwen worden voorgesteld als een ongelukkig orgaan dat in beweging gebracht wordt door de eenvoudigste onzin, en waarin de verbeelding in iedere regel gedevalueerd wordt (...) vertegenwoordigt alles wat verafschuwd moet worden in de hedendaagse Amerikaanse literatuur.’ Erica Jong stuurde deze kritiek zelf op aan de samenstellers van het boekje Rotten Reviews (Het tweede deel, wegens groot succes), waarin critici hun eigen woorden in hun gezicht gewreven krijgen. Jong voegde er nog een commentaar bij: ‘Aangezien Fear of Flying nu een bonafide klassieker is met tien miljoen exemplaren in druk van Japans tot en met Servo-Kroatisch, en dan heb ik het nog niet over twintig andere talen, heeft deze recensie de persoonlijke angel die hij ooit had verloren. Niettemin brak hij mijn hart in 1974 en op een bepaalde manier is hij typerend voor de manier waarop originele en radicale boeken worden ontvangen.’ Origineel en radicaal; je hoeft niet tussen de regels door te lezen om te begrijpen dat Erica Jong zich nog altijd danig zorgen maakt over de eeuwigheidswaarde van hun roman. Terecht, want wie dat modieuze, sjiek-feministische werkje kent (wordt het eigenlijk nog wel gelezen?), weet dat Theroux zich zachtjes uitdrukte. Dit keer had de criticus gelijk: Fear of Flying is geen Wurthering Heights en zal het ook nooit worden, al wordt het vertaald in het Sanskriet. Kunnen slechte kritieken de schrijver een doodklap geven (een van de inzenders van een rotten review schreef dat hij nooit meer een pen op papier had gezet toen zijn debuutroman in een recensie ‘eenvoudig afschuwelijk’ werd genoemd), door te veel goede kritieken kan een schrijver verwend raken. ‘Ik steek graag wat op, maar ik zou er een lief ding voor over hebben als ik de controverse rondom mijn boek en alles wat er naar boven is gekomen als gevolg van het doodvonnis van Rushdie niet had hoeven meemaken,’ klaagde Susan Sontag onlangs in VN tegen Ageeth Scherphuis. Voorzover ik het begrepen heb, kwam die ‘controverse’ neer op een paar minder enthousiaste kritieken over Sontags laatste essay Aids and Its Metaphors; wat dus in geen enkele verhouding staat tot de last die Salman Rushdie te dragen heeft. Sontag ziet het als haar taak de tijdgeest te doorgronden, dat wil zeggen, in haar boekje doet ze een poging te beschrijven wat en waarom men op dit moment denkt en doet in verband met de aidsdreiging. Mensen vinden in het algemeen niet prettig wanneer hen verteld wordt waarom ze iets denken; het is alsof iemand met een ontleedmesje bij hen in een levende zenuw snijdt. Sontag moet dan ook niet vreemd opkijken wanneer zij het uitschreeuwen. In haar geval zijn de slechtste kritieken de beste. |
|