Afgeprijsd
Niemand zal het er meer aan afzien, maar George Sand begon haar 766 pagina's tellende roman over de wereld van de opera Consuelo (1842) als een novelle. De heldin modelleerde ze aan de hand van de prima donna uit die dagen Pauline Garcia Viardot, in het muzikale genie Albert de Rudolstadt herkennen we Chopin. Deze ‘Venetiaanse romance’ wordt gerekend tot Sands socialistische werken. In de roman wordt sociale propaganda subtiel vermengd met religieuze gedachten, gekleurd door vrijmetselarij, waarin Christus vooral figureert als apostel van de ‘legitieme revolte’. (Martyrium, f 9,90)
Claire Tomalin schreef een alom bewierookte biografie over de vroeg feministische Mary Wollstonecraft. (Martyrium, 312 p. f 6,90) ‘Als Mary Wollstonecraft niet de perfecte heldin was, was ze op zijn minst een anti-heldin waar rekening mee gehouden mag worden. Ze verwierf zich zo goed ze kon een achtergrond en was soms zelfzuchtig en ongevoelig, soms komisch. Ze weerstond het ridicule en bevocht het door de eenzame kracht van haar persoonlijkheid, ze sloeg zich met de ongewone kracht het lot naar haar hand te zetten door extreem ongeluk heen.’
Lou Salomé heeft nooit actief deelgenomen aan de emancipatiebeweging voor vrouwen. Ze hield zich met meer theoretische vraagstukken bezig als ‘verschilt de vrouw wezenlijk van de man?’ De vrouw moest zich niet mengen in de mannelijke competitiedrift, omdat - Salomé uit zich vaak in vegetatieve beeldspraken - ‘vrouwelijkheid een sereen bloesemen’ is. Naast essays schreef ze ook recensies, bijvoorbeeld van Women and Economics van de Amerikaanse feministische sociologe Charlotte Gilman: Salomé was het met dier krachtige aanval op de Victoriaanse vrouw als moeder roerend eens, ook al concentreerde Gilman zich naar haar gevoel te veel op het intellect. Dat ging voorbij aan de instinctieve kanten van de vrouwelijke psyche. Angela Livingstone schreef Salomé. Her Life and Work een buitengewoon helder geschreven biografie. (Van Gennep, 255 p. f 17,90) ‘Soms,’ schrijft Livingstone, ‘wordt Lou Salomé beschouwd als een van die verzamelaarsters van genieën’ (ze ging met Nietzsche, Rilke en Freud om) van wie de voornaamste eigenschap ‘een opvallende flair met mannen’ is. Als men ontdekt dat ze in haar dagen zelf een gevierd denker en auteur was, vraagt men zich af wat haar eigen ideeën waren.
De enige erudiete koningin die Nederland heeft gekend was Sophie van Würtemberg (1818-1877), de eerste vrouw van koning Willem III. In de door C.A. Tamse bezorgde Koningin Sophie. Jeugdherinneringen in Biedermeierstijl van een Nederlandse vorstin uit Würtemberg lezen we over haar twijfels over haar niet geheel vrijwillige partnerkeuze: ‘Ik had me het liefst in mijn vaders armen willen werpen, mijn huwelijksgelofte willen verbreken, maar ik wist dat ik daar te pletter zou lopen op het onmogelijke.’ Gelukkig zou de ontwikkelde Sophie niet worden met de ruwe, driftige, aardse Oranjekoning. Tamse typeert het in een uitstekend nawoord als ‘een echtelijke guerrilla’. Willems liefde voor het landbouwbedrijf ontlokte haar de verzuchting dat haar man toch maar ‘un paysan’ was. Zelf onderhield ze contacten met vooraanstaande tijdgenoten als Motley, Von Ranke, Thiers, Guizot en Macauly, met Fransz Liszt speelde ze quatre-mains. Haar memoires over de periode tot dit rampzalige huwelijk zijn levendig en openhartig. (Van Gennep, 128 p. f 14,50)
Theun de Vries bewerkte de memoires van een andere verlichte prinses, de aanvankelijke geestverwante van Catharina de Grote. Teleurgesteld door de tsarenstijl waarin Catharina vanaf 1762 regeerde, reisde deze prinses Dajskova door Europa, en raakte ook al bevriend met vooraanstaande denkers: onder anderen met Voltaire, Diderot en Rousseau. Terug in Rusland bleek zij nog steeds de goodwill van haar vroegere vriendin niet verspeeld te hebben: zij was in de gelegenheid de Russische Academie te stichten en zette het eerste Russische woordenboek op. In zijn - als immer romantiserende - bewerking onder de titel Amazones en bojaren volgt Theun de Vries de ‘savante’ prinses. Hier en daar blijkt de betrekkelijkheid van haar verlichte opvattingen. ‘Kennis en vrijheid brengen vrijheid mee,’ zegt ze tegen Diderot, ‘de laatste zonder de eerste zou alleen anarchie en verwarring stichten. Als de lagere klassen in mijn land verlicht worden zullen zij verdienen vrij te zijn, want dan weten ze ook hoe de vrijheid te gebruiken zonder schade voor hun medemensen en zonder de orde en gehoorzaamheid te verstoren die zij hun regering schuldig zijn.’ Niet overal even puntig geschreven, maar zonder gebruik van voetnoten en literatuurlijst voel je dat De Vries zich uitputtend heeft gedocumenteerd. (De Slegte, 113 p. f8,95)
Italo Calvino bundelde dertig essays in The Uses of Literature. (Van Gennep, 341 p. f 17,90) Over literatuur als projectie van begeerte, over Fantasie, Politiek, realiteitsgehalte, beoogd lezerspubliek, het lezen van de klassieken, Ovidius, de Odyssee, de stad als protagonist in het werk van Balzac, Barthes, Fourier, et cetera. Calvino doet vaak prikkelende uitspraken. Bijvoorbeeld: ‘We leven in een tijdperk van deseksualisering. De strijd om het bestaan in de grote steden moedigt aseksualiteit aan. Seksuele mythologie in de massamedia heeft een compenserende functie, het wil iets herstellen van wat we al als verloren wanen, of in groot gevaar.’
G.H. 's Gravesande bezorgde in 1956 een enorme hoeveelheid brieven en documenten van en over de Tachtigers in het nog steeds veelvuldig geraadpleegde De geschiedenis van de Nieuwe Gids. Verder was hij een niet al te prominente dichter, en bekwaam kunstredacteur van Het Vaderland. Uit zijn publikaties stelde Dirk Kroon een bloemlezing samen. Opgenomen zijn een aantal fragmenten uit Onze Letterkunde in Bezettingstijd (1945) en een keuze uit de vele interviews die 's Gravesande maakte: die met Du Perron, A.H. Nijhoff, Boon, Nijhoff, Blaman, Hermans en H.W.J.M. Keuls. Aardig is ook het rijtje ‘vergeten figuren’ dat door 's Gravesande voor de historische verdwijning werd behoed: Albert Rehm, J.G. Danser, A.H. Feijs, F.L. Hemkes, Frits Hopman en Joh. van 't Lindenhout jr. 's Gravesande toont zich een bescheiden scribent, die zijn onderwerpen zeer tot hun recht weet te laten komen. Zo wordt de novellist en romancier Frits Hopman in al zijn verscheiden interesses (geologie, astronomie, literatuur) met veel liefde getekend. Van Fred Batten werd een even liefdevol portret van 's Gravesande opgenomen: ‘Hoevelen van ons zien die krachtige kop nog vóór zich, dat benige, volle gelaat, waarin neus, mond en oren groot en stevig ingeplant waren, de dikke snor het overblijfsel van een forse knevel, maar in welk gelaat de rechte blik onder de borstelige wenkbrauwen ons het eerst opviel.’ (De Slegte, 213 p. f 9,95)
ATTE JONGSTRA
Het adres van Boekhandel het Martyrium is: Van Baerlestraat 170-172, 1071 BH Amsterdam