[Een bloedige voetnoot in de geschiedenis - vervolg]
Hans Frank (met zonnebril, rechtsonder) tijdens het proces van Neurenberg
foto-archief riod
Hans en Brigitte Frank waren parvenu's die zich aan de jaspanden van Hitler hadden opgetrokken. Een bon-mot uit de oorlog luidt: ‘In het westen ligt Frankrijk, in het oosten wordt Frank rijk’. Hun minkukeligheid wordt door hun zoon op vaak hilarische wijze geschetst. Hij toont zich een virtuoos karikaturist en een meester op het wapen van het sarcasme. Later vernam hij van het voormalige kindermeisje hoe gehaat zijn ouders bij het personeel waren. Namens allen bracht de kok dat op een keer tot uiting door in de soep te pissen (nadat hij zich ervan vergewist had dat de kinderen niet zouden aanzitten aan het diner). Vermakelijk is ook hoe Brigitte zich weert, wanneer Hans omwille van een jeugdliefde van haar wil scheiden. En anders wel de manier waarop ze na zijn dood zijn memoires promoot die een best-seller worden. Vanuit het hiernamaals onderhoudt Frank het contract met de familie via spiritistische seances waarbij tante H. als medium fungeert. Hij vertelt hoe gelukkig hij is (de talloze missen voor zijn zieleheil hebben kennelijk vrucht afgeworpen) en belooft de zijnen een spoedige terugkeer van welstand: ze kunnen teruggave van villa en buitenhuis tegemoetzien alsmede erkenning van de pensioenaanspraken. De kleine Niklas verpest de boel door te gaan zeuren om de auto, een Storch waarvan hij bijzonder veel had gehouden. Nadat de man van tante zich voor de trein heeft geworpen, manifesteert die zich aan haar in de gedaante van een koolwitje. Voortaan bespiedt Niklas elk dier: het zou zijn vader kunnen zijn...
Niklas Frank is de jongste van naar ik meen vijf kinderen. Zijn broers en zusters komen in zijn boek niet voor. Over zijn eigen belevenissen na de oorlog is hij summier. Zijn opzet is zijn vader van zich afschrijven. Daarmee is hij dermate geoccupeerd dat veel onbesproken blijft, bijvoorbeeld wanneer en onder welke omstandigheden hem de schellen van de ogen zijn gevallen en hij zijn vader is gaan zien zoals hij nu doet.
Hans Frank was een van de weinigen die zijn schuld erkend heeft en zich niet alleen maar achter superieuren en/of ondergeschikten verborg. Bij zijn arrestatie droeg hij eigener beweging zijn tweeënveertig dagboeken die zeer belastend voor hem waren over aan de geallieerden. Niklas Frank wil van geen positiefs weten. Dat zijn vader tot de gevangenispsycholoog Gilbert over zijn straf zei: ‘Ik heb het verdiend’, vermeldt hij niet eens, hoewel hij het natuurlijk heel goed weet. Hij schildert zijn vader uitsluitend met zwart, geen woord van genegenheid of mededogen in het hele boek. Simon Wiesenthal veronderstelt dat velen - zowel van de oorlogsgeneratie als van die van daarna - zullen vinden dat Niklas Frank het eigen nest heeft bevuild. Ik denk dat er nog wel meer gezegd zal worden: dat hij zijn dode vader een doodschop heeft nagegeven. Hij kon niet anders. Zijn verschrikkelijk fascinerende en fascinerend verschrikkelijke boek is zuiver een geval van noodweer.
■