Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneMet wie doet Prince het eigenlijk? Waarom houdt J.D. Salinger zich schuil? Hoe vindt John Cleese de inspiratie voor zijn humor in zijn twee mislukte huwelijken? Hoe heten de honden van Tip Marugg en welk merk whisky drinkt hij? En: wie was Shakespeare? Vragen, vragen. De hedendaagse lezer/kijker/luisteraar die kunstwerken tot zich neemt, verrijkt niet alleen zijn geest, hij krijgt er ook nog eens een compleet nieuwe vriendenkring bij: de kunstenaars. Er komt geen boek meer uit, er gaat geen film meer in première, er klinkt geen plaat meer door de ether, of er volgt onvermijdelijk een blik achter de schermen, een kijkje in de keuken, achtergronden, een portret van de man of vrouw achter het werk. Het is leuk om A Fish Called Wanda in de bioscoop te bekijken, maar nog leuker is het te zien hoe die film gemaakt werd, en dus wordt er op televisie direct een documentaire uitgezonden waarin alle grappen, trucs en stunts uitvoerig getoond en verklaard worden en John Cleese omstandig uitlegt dat hij in werkelijkheid een ongelofelijke zuurpruim is. Het is aangenaam de stukken van Shakespeare te lezen, maar nog aangenamer is het te speculeren over de ware identiteit van de grootste schrijver aller tijden. De ongeletterde Elizabethaanse acteur die tot nu toe voor de auteur van Hamlet moest doorgaan, is een veel te klein mens om het genie van deze laatste te dragen. Daarom heeft Charlton Ogburn The Mystery of William Shakespeare geschreven, waarin hij bijna achthonderd pagina's (en dan gaat het hier nog om een ‘verkorte versie’ van de oorspronkelijke Amerikaanse editie) nodig heeft om te ‘bewijzen’ dat Shakespeare in werkelijkheid de hoogbegaafde Edward de Vere was, de zeventiende graaf van Oxford; het resultaat van ‘twaalf jaar uitgebreid onderzoek en nauwgezet wetenschappelijk werk’. Deze allesoverheersende belangstelling voor de mens achter het kunstwerk komt slechts ten dele voort uit ordinaire nieuwsgierigheid. Natuurlijk willen we graag weten dat de scheppers van meesterwerken ook maar gewone mensen zoals u en ik zijn, of juist bijzonder abnormale, maar het gaat verder dan dat. Zoals sommige mensen van alles wat zij eten het recept vragen, zo wil de moderne mens bij alles weten hoe het gemaakt wordt. Vandaar de populariteit van televisieprogramma's waarin amateurs de rollen van professionals overnemen. En wat voor de kookkunst en het kunst- en vliegwerk van de moderne technologie geldt, gaat nu ook op voor de kunst pur sang: de media laten zich er alles aan gelegen liggen de kunstenaars het geheim van hun creativiteit te ontfutselen. En wanneer zij vervolgens geconfronteerd worden met de alledaagse feiten van het kunstenaarsleven, de schrikwekkend banale persoonlijke ditjes en datjes, volgt onherroepelijk de vraag: is er wel een geheim? Sommige kunstenaars proberen bewust het raadsel te vergroten. Zij laten zich niet zien, spreken zich niet uit, rennen weg voor iedere camera alsof het het Boze Oog is. Maar niemand ontkomt. De massacultuur heeft allang het verlangen naar afzondering, de zucht naar eenzaamheid geannexeerd. Mensenschuwheid is een publiekstrekker. De schrijver die vandaag de dag de publiciteit zoekt, kan het beste doen alsof hij anoniem wil blijven; wanneer hij verkondigt geen interviews te zullen geven, zullen de journalisten zich verdringen voor zijn deur. De museumdirecteur die in alle media verkondigt geen lange rijen voor ordinaire massatentoonstellingen te willen zien en zijn museum een halfjaar dichtgooit, nodigt daarmee diezelfde rijen uit om te komen: juist omdat zijn museum anders lijkt te zijn dan de andere, zo leuk saai. De kunstenaar die zichzelf verklaart is als een sfinx zonder geheim. ‘Ik vind dat Prince een beetje te ver gaat in zijn befaamde terughoudendheid om zichzelf te verklaren door middel van vraaggesprekken met de pers. Aan de andere kant, op een egoïstisch menselijk niveau, kan ik het wel begrijpen. Na een groot gedeelte van mijn tijd te hebben doorgebracht met pogingen te ontdekken what it is that makes him tick, moet ik tot de conclusie komen dat wanneer ik hem was, ik waarschijnlijk ook niet met mij zou willen spreken.’ Dat schrijft Dave Hill, in het voorwoord van Prince: A Pop Life, dat verscheen bij de respectabele uitgeverij Faber & Faber en zijn bestaansrecht grotendeels ontleent aan het rookgordijn van mystificaties dat tussen ‘de mens’ Prince en de buitenwereld hangt. De persoonlijke onthullingen die de zanger zijn publiek onthoudt trekken meer aandacht dan welke spontane schokkende ontboezeming dan ook; en Prince weet dat beter dan wie ook. Maar achter de mystificaties gaat ook een mysterie schuil. Dat is ook hetgeen waarop de pogingen van de media om door middel van de persoonlijkheid van de kunstenaar het kunstwerk te verklaren altijd weer stuklopen: het raadsel van de creativiteit. Een kunstenaar kan alles uitleggen: zijn angsten, zijn seksleven, zijn techniek, zijn thema's, maar niet zijn eigen creatieve impulsen. En dat is maar goed ook, want dan zouden kunst en leven werkelijk samenvallen. Of zoals Gerard Reve anderhalf jaar geleden zijn lezing over Het geheim van Louis Couperus besloot: ‘Het is goed dat er een geheim is.’ |
|