Afgeprijsd
Een enkele keer opent deze rubriek met de afdeling ‘Oude ramsj’. Nu werden twee zeer bijzondere uitgaven afgeprijsd. Joris Vriamont schreef de burleske De exploten van Tabarijn, een meesterwerkje van tweeënvijftig pagina's. Greshoff noemde de hoofdpersoon in Forum ‘een Pallieter, maar juist tien plannen hoger’. Bij zijn bonte avonturen doorkruist Tabarijn alle streken en alle tijden. Op straat ziet hij Goethe, Poussin en Leonardo wandelend converseren, hij is koning van de Kaffers, koetsier van de tsaar, en papiermaker van de sultan van Bagdad. Dan ontmoet hij een bekende: ‘Schiet men op zonder zijn vrienden te groeten? klonk het plots achter mijn rug. Goden van de Hellas, het was mijn corpulente vriend Paul Whiteman die in dreven te wandelen liep. Hij vertelde dat hij dagelijks koncerten gaf met zijn jazz-orkest voor een gehoor dat bestond uit dichters en denkers van alle eeuwen. “Het bestaan is hier voortreffelijk,” sprak hij geruststellend. “Romantiek en hartstocht zijn er uit den booze”.’ (Huis aan de Drie Grachten, f 12,50.)
Exclusieve oude ramsj is de eerste druk van Paul van Ostayens postuum gepubliceerde burleske De bende van de stronk (Huis aan de Drie Grachten, 116 p, f 20, -). Als ‘romantisch verhaal van roof en liefde’ (zo luidt de ondertitel) maakt het gebruik van de clichés uit beide genres, ondertussen is het een sardonisch sleutelverhaal, dat de spot drijft met vele modieuze verschijnselen en begrippen als psychoanalyse, de Übermensch, nationaal gevoel et cetera. Bij verschijning wekte het boek veel verontwaardiging. Er werd geprotesteerd tegen het ‘pornografische karakter’ ervan, en er zou tevens sprake zijn van majesteitsschennis: men had koning Albert I herkend. Gaston Burssens, die De bende van de stronk had uitgegeven, verdedigde zijn overleden vriend door te wijzen op het ‘onserieuze en speelse karakter’ van het boek: ‘Het boek is een groteske over een grotesk systeem.’
Andrew Tilly bracht in Erotic Drawings tweeëndertig lustige kunstwerken bijeen. Erotische verbeeldingen van onder anderen Hockney, De Kooning, Picasso, Grosz, Modigliani, Kirchner, Munch, Degas, Ingres, Daumier en Rowlandson. Hoogtepunt wat mij betreft is de ingekleurde pentekening The Tightrope (1820) van Georg Emanuel Opitz: een vrouw ligt in wonderlijk evenwicht op het strakgespannen touw, klaar voor de intrede van een mannelijke collega die haar hangend aan het koord benadert. Het publiek heeft de hand aan eigen geslacht of aan dat van buren of beminden (Van Gennep, 80 p. f 24,50).
Wonderlijke houdingen zijn ook in overvloed te vinden in het rijk geïllustreerde Chinese Erotic Art (Van Gennep, 215 p. f 34,50). Gymnastisch verstrengelde beentjes waarvan je de ingebonden vrouwenvoetjes soms moet zoeken; de verenigde geslachten duiken op de wonderlijkste plaatsen op. De samenstellers hebben met eruditie en smaak een keuze gemaakt uit prenten, aquarellen en kunstvoorwerpen met erotische afbeeldingen. Daarbij hebben ze beroemde Chinese liefdesverhalen en -gedichten opgenomen.
Een werkelijk schitterend boek is The Naked Eye. Great Photographs of the Nude, samengesteld door David Bailey, zelf erotisch fotograaf. Veel modern gestileerde beelden, maar ook bizarre, met pen of kwast bewerkte foto's van bijvoorbeeld Joel Peter Witkin. Vooral het beeld van een blote, mismaakte dwerg naast een zwaan op een voetstuk - twee cupidootjes in buikligging aan zijn voeten - blijft in het geheugen gegrift (Van Gennep, 191 p. f 34,50).
In 1888 schreef het Haarlemse Teylers Godgeleerd Genootschap een prijsvraag uit onder de titel Eene geschiedenis der Rijnsburgers of Collegianten. Prijswinnaar werd de predikant J.C. van Slee met zijn respectabele monografie over deze achttiende-eeuwse predikantloze ‘colleges’, die een verzamelplaats vormden voor mystici, pacifisten, chiliasten, cartesianen en spinozisten en die kinderdoop en het gebruik van wapens verwierpen. In fotografische herdruk, met (korte) inleiding van kerkhistoricus S.B.J. Zilverberg (De Slegte, 455 p. f 19,90).
De revolutie van 1848 heeft ook in Nederland heel wat pennen in beroering gebracht. Da Costa schreef bijvoorbeeld zijn christelijk gekleurde De Chaos en het Licht, een aanval op ‘het oude Vandalisme, als Meed en Pers vereend met bloedig Communisme’, en de christen-politicus mr. Groen van Prinsterer zijn Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Toelichting van de spreuk der revolutie (De Slegte, 122 p. f 3,95). ‘Wees aan de Magt die over u gesteld is, onderdanig!’ En met die macht bedoelt Groen Van Prinsterer natuurlijk dezelfde als Da Costa: de God van Alvermogen.
In Optima 19/20 schreef Geerten Meijsing een lijvig stuk over de structurele achtergronden van Joyce & Co's Erwin-trilogie. In Werkbrieven 1968-1981 zien we hoe de verschillende leden van het schrijfcollectief Joyce & Co contact hielden (De Slegte, 195 p. f 6,95). De brieven bevatten vele mededelingen over gelezen literatuur (in hun romantisch-decadente classicisme speelt de bibliotheek uiteraard een grote rol). Flaubert - overigens ook zelf een ‘bibliotheekschrijver’ - wordt herhaaldelijk genoemd. ‘Een bewijs overigens van je concentratie en werklust,’ schrijft Keith Snell aan Geerten Meijsing, ‘is je opmerking over je leescapaciteit: precies dezelfde gewaarwording, identiek geformuleerd, vinden wij in de brieven van Flaubert.’ Flaubert dient Joyce & Co als voorbeeld, maar wordt niet overal even sterk gevonden. Dat zet aan tot schrijven: ‘Flaubert, kortom, geeft me de echte aemulatie-kick.’
In Kritiek als credo werd een aantal essays gebundeld van Hendrik de Vries over het werk van Nederlandse dichters (De Slegte, 348 p. f 16,90). Naast stukken over Achterberg, Van den Bergh, Dèr Mouw, Van Eyck, Gerhardt, Nijhoff, Werumeus Buning en vele anderen schreef De Vries over zijn interesse in het werk van Bilderdijk: ‘Het was veeleer, doch lang niet uitsluitend, zijn demonie: de vulkanische bodem waarop zijn half echt, half ingebeeld Christendom woekerde.’ Dit beweerde De Vries in 1956, en dat is vroeg: op dat moment was Bilderdijk nog steeds de lijfdichter van calvinistisch Nederland. De ‘vulkanische’ zijde van Bilderdijks dichter- en schrijverschap, zijn grote belangstelling voor niet-christelijke mystiek en de erotica, is eigenlijk voor het eerst goed vertegenwoordigd in het onlangs verschenen tweede deel van de wetenschappelijke editie van zijn brieven.
ATTE JONGSTRA
Huis aan de Drie Grachten is gevestigd aan de Oudezijds Voorburgwal 249, Amsterdam. Modern Antiquariaat Van Gennep: Nieuwezijds Voorburgwal 330, Amsterdam en Oude Binnenweg 131b, Rotterdam.