Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenHoewel de officiële bekendmaking pas eind maart volgt en de uitreiking niet voor mei verwacht wordt, is nu al bekend dat Gerard Mulder de Loe de Jong-prijs krijgt voor de biografie van H.M. van Randwijk die hij samen met Paul Koedijk schreef. Aan deze door het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf te vergeven tweejaarlijkse prijs voor ‘de meest waardevolle bijdrage aan de contemporaine geschiedschrijving’ zijn een erepenning en een bedrag van twintigduizend gulden verbonden. Bij de voltooiing van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ontving Loe de Jong de prijs in 1988 als eerste. Dat de jury (Jan Bank, Lisette Lewin, Jaap van Meekren, I. Schöffer, A.H. Paape, J.C.H. Blom en A.P. Smaal) juist Gerard Mulder bekroonde, is op zijn minst opvallend. De publikatie van H.M. van Randwijk. Een biografie ging vorig jaar vergezeld van enig gekrakeel. Mevrouw Ada van Randwijk noemde het boek ‘op de sensatie geschreven’, en Mulder maakte in enkele dagbladen melding van een conflict met de door zijn (voormalige) werkgever Vrij Nederland samengestelde redactiecommissie, die hij onder andere beschuldigde van censuur op zijn werk. Ook is het de vraag of Loe de Jong verheugd zal zijn over het feit dat de prijs die zijn naam draagt uitgereikt gaat worden aan Mulder. In een weinig hoffelijk artikel naar aanleiding van de completering van Het Koninkrijk bekritiseerde Mulder De Jongs machtspositie, en ironiseerde hij de dadendrang en de vlotte omgang met de media van de ‘verpersoonlijking van de oorlogsgeschiedenis’: ‘Hij moest het werk zo nodig in zijn eentje schrijven omdat hij eenheid van stijl, compositie en visie belangrijk vond.’
Toen Vic van de Reijt in 1987 vertrok als redacteur bij uitgeverij Bert Bakker, nam hij een project mee waaraan hij al enige tijd werkte. Op zijn eigen light verse-bloemlezing Ik wou dat ik twee hondjes was en het liedtekstenboekje Toen wij uit Rotterdam vertrokken, zou namelijk een bundeling van naoorlogse cabaretliedjes moeten volgen, samen te stellen door Jan Boerstoel en oud-Don Quishocking-man Jacques Klöters. Boerstoel viel af, en Van de Reijt, inmiddels hoofdredacteur bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, liet Klöters samen met Kick van der Veer, diens mededocent aan het Nederlands Theater Instituut, de voorbereidingen treffen voor de beoogde selectie. Het boek zal vierhonderd pagina's gaan beslaan, de periode 1958-1988 dekken, en onder de titel Ik zou je het liefste in een doosje willen doen dit najaar verschijnen. Bert Bakker-uitgever Mai Spijkers zat ondertussen echter ook niet stil. Hij hoorde dat Van de Reijt ‘zijn’ plan had meegenomen, en besloot hem voor te zijn. Spijkers nam tekstschrijver Guus Vleugel in de arm, stelde hem voor de benodigde research een jonge neerlandicus, Remco Meijer, ter beschikking en liet dit duo in recordtijd een bundeling van, inderdaad, naoorlogse cabaretliedjes maken. Onder de titel Zij kon het lonken niet laten ligt dit tweehonderd bladzijden tellende uitgaafje inmiddels in de boekhandel. Guus Vleugel zegt bij de samenstelling een criterium van ‘scherpte en anti-truttigheid’ te hebben aangelegd: ‘Ik heb zuiver mijn persoonlijke smaak gevolgd, en daarbij een representatief overzicht willen geven. Kijk, zo'n Klöters heeft natuurlijk een meer wetenschappelijke benadering, en dat hoeft voor mij niet.’ Volgens Kick van der Veer is Vleugels boekje ‘een rommeltje’ geworden: ‘Hij zegt dat hij alleen liedjes verzamelt, maar neemt een nog nooit met muziek gebracht gedicht op van Freek de Jonge. Zelfs als Vleugels keuze persoonlijk is, zijn er dingen die niet kunnen: hij heeft niets van Freek uit diens Neerlands Hoop-tijd, of van Ivo de Wijs, toen die nog voor Jasperina schreef. En wat je ook van Seth Gaaikema vindt, je zult toch in ieder geval iets van hem moeten opnemen. Vleugel heeft een aantal tekstboekjes bij elkaar geharkt en daaruit gezocht wat hij in de gauwigheid kon vinden. Ik vind het een slecht boekje, en dat zeg ik echt niet alleen omdat ik zelf ook zoiets samenstel.’
Natuurlijk is er maar één echt Boekenweekgeschenk, want die term is beschermd. Iedereen die in de afgelopen Boekenweek voor meer dan twintig gulden besteedde in een erkende boekhandel, ontving De zwaardvis, als de bezochte boekverkoper zich althans niet in zijn religieuze overtuiging aangetast voelde door Claus' boekje. Er zijn echter steeds meer boekenweekgeschenk-achtige uitgaafjes bijgekomen, die de doorsnee-boekenminnaar er in de afgelopen boekentiendaagse toe genoopt hebben de lange tocht te ondernemen langs de Hema, V & D, de Bijenkorf, de Libris-boekhandels en andere winkelketens. Enkele Haarlemse boekverkopers zijn er daarom al toe overgegaan een aantal exemplaren van álle verschillende bijna-cadeauboekjes bij hun concurrenten in te slaan en die op provocerende wijze zelf in de verkoop te doen. De betreffende boekhandels, H. de Vries en Athenaeum, stellen in een persbericht: ‘Dat bijvoorbeeld een nieuw boek van de Haarlemse schrijver Harry Mulisch niet in Haarlem verkocht zou kunnen worden, is een absurde situatie.’ Binnen het boekenvak gaan steeds meer stemmen op om een eind te maken aan de versnippering van het aanbod, die ervoor zorgt dat de consument niet dan met moeite alle verschijnende titels kan bemachtigen. Uit een initiatief van Guus Schut (Athenaeum), Ad van Beek (Wolters/Kluwer) en Jaap Stelloo (Libris) zijn al inleidende gesprekken voortgekomen tussen de verschillende boekhandelketens. Als gevolg daarvan vindt in april een ronde-tafeloverleg plaats tussen vertegenwoordigers van alle partijen. Jaap Stelloo is uiterst voorzichtig in zijn commentaar op de gang van zaken: ‘Er is goddank de algemene bereidheid om te gaan praten, maar we brengen nog niets naar buiten, want de zaken liggen erg gevoelig.’
Parool-criticus Bob Polak en NRC Handelsblad-redacteur Lucas Ligtenberg hebben van het Fonds voor de Letteren elk een beurs van f 4729,50 ontvangen, bedragen die gelijk staan met anderhalfmaandse werkbeurzen. Hun opdracht luidt: het schrijven van een boek over de geschiedenis van het weekblad Propria Cures, dat in 1990 honderd jaar bestaat. Ligtenberg zal zich bezighouden met het PC van voor de Tweede Wereldoorlog. Polak met de periode daarna. Beiden waren ooit redacteur van 's lands oudste studentenweekblad en hebben thans zitting in het bestuur van de Stichting Propria Cures. Uitgever van het boek wordt Nijgh & Van Ditmar, waarvan de hoofdredacteur, Vic van de Reijt, ook al oud-redacteur is. De omvang van de geschiedschrijving staat nog niet vast, maar gesproken wordt van driehonderd pagina's. Samensteller Polak werkt onder zijn eigen naam, hoewel hij meestal in het verborgene opereert. Tot voor kort recenseerde hij in Het Parool onder de naam Felix de Vree. Toen dat, na enige heibel, werd ontdekt, liet Het Parool weten dat hij voortaan niet meer onder schuilnaam zou werken. Het dagblad verzuimde bij die gelegenheid te melden dat Polak ook medewerker was als Leendert van Os jr. Onder die naam ‘besprak’ hij politieke tekeningen. Sinds kort heeft hij zich gestort op foto's in dag- en weekbladen. Het Van Os-pseudoniem heet een eerbetoon te zijn aan de enige PC-scribent die tijdens zijn redacteurschap in de jaren twintig overleed. (Bob Polak heeft iets met lijken, toonde Max Pam eind vorig jaar al aan.)
Het toch al uitgeversrijke Singel in Amsterdam kan opnieuw een literair fonds begroeten: per 21 maart is uitgeverij In de Knipscheer officieel verhuisd naar het pand op nummer 450, waar tot voor kort de Stichting voor Vertalingen resideerde. Uitgever Jos Knipscheer, die zijn Haarlemse vestiging jarenlang met welsprekendheid rechtvaardigde, is uiteindelijk ook gevallen voor de verlokkingen van de grachtengordel: ‘In Haarlem was het toch moeilijker om contacten te onderhouden met de auteurs en de media, kortom iedereen die je nodig hebt in dit vak. We hadden ook het gevoel dat we zo langzamerhand uitgegroeid waren en ons wat agressiever en minder afwachtend moesten gaan opstellen. Het heeft zijn voordelen gehad om buiten de stroom van de grote stad te rijpen, maar In de Knipscheer heeft nu wel de status bereikt die deze stap rechtvaardigt. We pretenderen als literaire uitgeverij in te spelen op de nieuwste ontwikkelingen, en dat blijkt in Amsterdam vele malen gemakkelijker te gaan. Nu zitten we in het hart van de boekenwereld.’ Zou er echt geen literair leven mogelijk zijn buiten die paar vierkante kilometer in het centrum van Amsterdam? |
|