Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenTheo Knippenberg en Patty Voorsmit waren in de vroege jaren zevenlig de bedenkers van de zogenaamde Bulkboeken: complete romans of verhalenbundels in krantvorm. Hoewel het tweetal allang niet meer samenwerkt, behielden beiden een sterke voorkeur voor de krant als medium om literatuur onder een breed publiek te verspreiden. Dit leidde tot diverse juridische confrontaties. Waar Voorsmit doorging met de publikatie van Bulkboeken, introduceerde Knippenberg vorig jaar de zogenaamde Budget Boeken. Dit was volgens de rechter strijdig met het concurrentiebeding dat de twee uitgevers in 1984 hadden opgemaakt. Deze overeenkomst schreef voor dat Knippenberg tien jaar lang geen op Bulkboek gelijkende uitgaven op de markt mocht brengen. Knippenberg ging in hoger beroep, en is onlangs - in afwachting van de gerechtelijke uitspraak - begonnen met de publikatie van Knippenberg's Krant. Voorsmit: ‘Mijn advocaat is nu aan het onderzoeken in hoeverre dit strijdig is met de uitspraak van de rechter. Wijzelf vinden dat Knippenberg's Krant nogal lijkt op onze Bulkboeken, meer nog dan de Budget Boeken.’ Knippenberg is het hier niet mee eens. ‘Wij mikken met Knippenberg's Krant heel nadrukkelijk op de open markt. Niet op scholieren, zoals in het geval van de Bulkboeken, maar op volwassenen. Bovendien: een Bulkboek is een roman. Knippenberg's Krant bevat weliswaar onder andere een roman, maar ook een feuilleton en non-fictie. Nog een verschil is dat Knippenberg's Krant alleen via de losse verkoop verkrijgbaar is, en niet, zoals de Bulkboeken, per abonnement. Naast de boekhandel verkoopt onder andere ook Albert Heijn onze krant. Dat typeert de richting die we op willen: sigarenboer, supermarkt. Boekenpromotie dus.’ Knippenberg verwacht geen juridische acties van de kant van Voorsmit. ‘Ik heb haar van te voren via een fax mijn plannen kenbaar gemaakt. Inmiddels is het tweede nummer al weer geruime tijd uit en ik heb nog niets gehoord. Ik kan mij met geen mensenmogelijkheid voorstellen - en ik denk zij ook niet - dat mijn krant en haar Bulkboeken elkaar bijten.’
Tot nog toe heeft Maarten 't Hart altijd vermeden verhalen te publiceren met gegevens die op enigerlei wijze compromitterend zouden kunnen zijn voor nog levende mensen. Toen hij dominee Zelle weinig flatteus opvoerde in het verhaal De neef van Mata Hari (haar echte naam was immers Margreet Zelle), deed hij dat dan ook in de volle overtuiging dat deze man al dood was. Zelle bleek evenwel nog zeer levend: de man woonde in Leeuwarden, waar hij kort tevoren nog was gearresteerd terwijl hij een conditieloopje deed en de politie dacht met een vluchtende inbreker te maken te hebben. ‘Jammer dat ik dat niet heb geweten, anders had ik het zeker verwerkt,’ zegt 't Hart nu. Zijn in september verschijnende verhalenbundel De unster zal echter een verhaal bevatten dat ‘oom Job’ heet, en dat willens en wetens gaat over een nog levend familielid. De persoon in kwestie is oom Huib 't Hart, en het betreft een geval van wraak. In een reportage over Maassluis, waarin onder de sprekende kop ‘Ereburger uitgeburgerd’ uitvoerig verhaald wordt hoe de gereformeerde gemeente in 't Harts geboortedorp zich van de schrijver heeft afgekeerd, noemde deze oom zijn afvallige neef tegenover De Tijd namelijk ‘een zwijn’. Maarten 't Hart vindt dat hij ‘in dit geval wel wat terug mag doen’ tegen deze broer van zijn vader, die eerder ook als ‘oom Job’ figureerde in De aansprekers: ‘Het verhaal over hem had ik al een tijdje liggen. Het gaat erover dat oom Huib, toen mijn vader gestorven was, om de vijf of zes uur bij hem kwam kijken, zolang hij boven aarde stond. Dat duurde tot wij het allemaal spuugzat werden, en het niet meer wilden. Zoiets geeft natuurlijk niet zo'n vrolijk beeld van die man, en ik had het normaliter echt niet gepubliceerd voordat hij overleden was. Maar een zwijn kan zoiets rustig doen, vindt u ook niet?’
Van verschillende kanten opduikende, hardnekkige geruchten als zou uitgeverij Bzztôh in financiële moeilijkheden verkeren en zelfs op de rand van een failliet staan, worden door Arend Meyboom, economisch directeur van de betreffende uitgeverij, verbaasd tegengesproken: ‘We hebben juist een meer dan aardig jaar afgesloten. Ik kan dat desnoods bewijzen met ons jaarverslag, dat openbaar is. Wel hebben we, omdat we in korte tijd nogal zijn gegroeid, wat spanningen gehad met de financiering van onze voorraden. Die kwestie hebben we echter op een goede, degelijke manier opgelost.’ De oplossing die Bzztôh voor haar financieringsproblemen heeft gevonden, is waarschijnlijk de bron van alle praatjes. De uitgeverij heeft het incasseren van haar debiteurenvorderingen namelijk overgedragen aan een factoring maatschappij, een stap waar in het boekenvak wat vreemd tegenaan wordt gekeken. Omdat een dergelijke wijze van voorraadbeheersing in de verte lijkt op het functioneren van een bedrijf onder curatele, moeten enkele afnemers van het Bzztôh-fonds hieruit overhaaste conclusies hebben getrokken. Meyboom is pijnlijk getroffen door het misverstand. ‘Dit is allerminst leuk om te horen, vooral nu het net zo lekker gaat.’
‘Ik heb geen zin om meteen weer als de vandaal of de hooligan van het Boekenbal bekend te staan,’ zegt Diana Ozon over wat er gebeurde op de toch zeer geanimeerde opening van de Boekenweek. Henk Kraima, directeur van de organiserende stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek, geeft de officiële lezing: ‘We hebben een grote verantwoordelijkheid voor het feest, dus de veiligheidsdienst die we naast de normale portiers hadden ingehuurd, had orders om strikt op de kaartjes te letten. Diana Ozon kwam binnen in een groep van vier mensen, die samen maar twee kaartjes hadden. Als ze in zo'n geval rustig blijft en iemand van de organisatie laat halen, is er niets aan de hand, maar haar optreden was van het begin af aan van een grote agressiviteit. Diana maakte problemen, die uitliepen op een handgemeen. Let wel: dat is niet ingezet door de Security, want die heeft daar stevige instructies voor. Die jongens hadden natuurlijk wel het recht om met hun eigen middelen te reageren op wat er gebeurde. Hoe je het in je hoofd haalt om een meningsverschil te willen beslissen met een naaldhak! Dan ben je ook niet in de feeststemming, en dus is het volkomen terecht dat ze het gebouw zijn uitgezet.’ Bij de ongeregeldheden aan de deur van Tuschinski liep Ozons partner Hugo Kaagman een hoofdwond op, en werd een nietsvermoedende toeschouwer met een damesschoen onder het oog geraakt. Diana Ozon noemt het voorval ‘onhandig, vervelend en absurd’ en weet niet meer precies wat er gebeurd is: ‘Het enige dat ik mij herinner is een heleboel portiers, en een bloedende Hugo, en bewakingsmensen die aan alle kanten duwen en trekken aan mij. Het waren zware jongens, een soort bouncers, ze mepten met walkie-talkies, en hebben mijn mooie japon een ongewenste split bezorgd van mijn navel tot ver over mijn knieën. Wie er begon? Dat is onduidelijk: mensen trekken aan je arm, je duwt ze van je af, en je wordt boos. Ik vond dat ik er recht op had om op het Boekenbal aanwezig te zijn, omdat de CPNB me altijd goed weet te vinden als er jongeren bereikt moeten worden, amateur-dichters moeten worden gejureerd of lezingen moeten worden gegeven in den lande. Ik begrijp achteraf ook wel dat ik misschien wat te enthousiast ben geweest, en schriftelijk een kaartje had moeten aanvragen, maar daar denk je niet aan op de avond zelf. Het is heel tragisch, want ik heb me er altijd erg geamuseerd, maar mij zien ze vermoedelijk niet meer op het Boekenbal.’ |
|