Omvangrijke satire
Boris Pasternak merkte ooit tijdens een wandeling met zijn collega Alexander Gladkov op, dat volgens hem het succes van iets onveranderlijk lag besloten in de allereerste gedachte eraan. Inderdaad, op zichzelf al het soort van gevleugelde romantische uitspraak waartegen je op het allereerste moment geen weerstand kunt bieden. Maar is Pasternaks idee ook bij nader inzien houdbaar? De heer E.O. Parrott, die laat weten dat hij op een verbouwde Hollandse aak in het Londense Regent Canal woont, had op een goede dag zo'n prachtige eerste opwelling: in deze tijd van opbloei van geschiedschrijving door de ogen van ‘gewone mensen’, zou hij zogenaamd de hand leggen op de verstofte familiearchieven van een geslacht dat terugging tot het begin van de geschreven geschiedenis. Het samenstellen van een bloemlezing uit deze archieven, zou hem in staat stellen op satirische wijze bekende gebeurtenissen uit de westerse geschiedenis door allerlei leden van deze familie te laten becommentariëren. Het werd de familie Dogsbody. De meest antieke vondst uit het archief bleek een steen, waarop voorvader Ugg Dugg Budd de uitvinding van het wiel schetst. Een in de omgeving van de Dode Zee ontdekte boekrol, volgeschreven door een geleerde wiens naam wordt herleid tot ‘Dogsbethel’ of ‘Dagsbod’, biedt een alternatief verslag van de val van Jericho. En zo gaat het door, al dan niet met de hulp van hedendaagse academici als dr. Theophilus Dogsbody (1870-1958) en zijn tweelingbroer professor Philemon Dogsbody (1870-1959). De moord op Thomas à Becket, de beschildering van de Sixtijnse kapel, de slag bij Waterloo, de dierproeven van Pavlov, maar ook fragmenten van dagboeken en brieven van leden van de familie Dogsbody die zijn omgegaan met historische persoonlijkheden als koning Alfred, Raleigh, John Donne, dr. Johnson, Beethoven, Darwin en niemand minder dan W.S. Gilbert. De wereldgeschiedenis is vooral de geschiedenis van
Groot-Brittannië, maar dat wist u al. Blijft over de vraag hoe E.O. Parrott zich nu van zijn gigantische taak heeft gekweten. Zijn aanvankelijke idee was schitterend, maar houdt hij het vereiste niveau voor een dergelijke omvangrijke satire vol? Ik vrees van niet. Er zitten ontzettend leuke stukjes tussen, zoals de uittreksels uit het dagboek van Ethelfrida Doggsbodie (plm. 850 n.C.), die beschrijft hoe de vikingen haar dorp plunderden: ‘The seconde he seeze me by ye haire and dragg me into ur strete an it wor hisen fellowes whu larght an pointed to mine facen. I knoe I am noe butie, ande my Adelbrane saie my countentants ys homelie, butte I dyd notte thinke an vikinge wolde turne uppe hisen nose atte me whiles alle ye village wymen were hevinge itte in ye strete or onne ye beche...’. Elders echter is Parrott jammer genoeg een tikje melig en voorspelbaar. Misschien moet men The Dogsbody Papers (Viking, 263 p., f 47,25) in afleveringen lezen.
NM
Jarenlang kozen de redacteuren van Life een foto voor de achterkant van hun blad: een plaatje dat bedoeld was om de lezers van ‘America's favorite magazine’ in schaterlachen achter te laten. Na Life Smiles Back is Life Laughs Last de tweede keuze eruit (Simon & Schuster, f 44,15, importeur Van Ditmar). Geen van de tweehonderd foto's bevat trucages, bezweert Life-redacteur en samensteller Phil B. Kunhardt jr., en op zijn gezag moet men dus geloven dat de beelden van mensen die op het water lopen, poezen die een rat omarmen en herten die poseren bij het bordje ‘Overstekend wild’ bij toeval uit het leven gegrepen zijn: kwesties van fotografengeluk. De beeldhumor van Life Laughs Last is héél eenvoudig (waakhond kijkt op zijn horloge; chimpansee buigt zich teder over kuikentje; kleuter probeert zich achter het minirokje van zijn moeder te verschuilen; paard in bibliotheek). Het beeldrijm van de plaatjes schept kinderlijke verrukking (de paardestaart van een jongedame die toevallig achter een merrie staat; een kleuter en een olifant die tegelijk oefenen in het maken van een koprol). De onderschriften zijn van een niveau waar men boven zou moeten staan, maar zulk verzet tegen onbedwingbaar lachen is slechts vergeefs.
Aan deze pagina werkten mee: Ad van Iterson, Niek Miedema en Diny Schouten