Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneAan de vooravond van de uitreiking van de Britse Booker Prize, eind verleden jaar, verdedigde Salman Rushdie in een televisiereportage het bestaan van zulke literaire prijzen: in een wereld waarin boeken, en romans in het bijzonder, minder en minder maatschappelijke betekenis hadden, was het goed om de literatuur onder de aandacht van de mensen te brengen, ook al moest het dan ook gebeuren door middel van het platte vermaak van een prijzencircus. Later in dezelfde uitzending zagen we hem het goede werk voortzetten en de openingsscène van The Satanic Verses voorlezen voor een groepje Engelse literatuurliefhebbers in een middelgrote boekhandel. Het is enkele maanden later. ‘In de ogen van moslims,’ zegt dr. K. Wagtendonk, islamoloog van de Universiteit van Amsterdam, in Trouw van afgelopen zaterdag, ‘heeft hij de islam beklad. Nu ik de gewraakte passage lees, kan ik alleen maar concluderen dat hij om moeilijkheden heeft gevraagd. En hij moet dat hebben geweten.’ Wijze woorden; het opgeheven vingertje moet de lezer er zelf bij denken. Misschien verwachtte Rushdie inderdaad kritiek op zijn roman, maar dat naast islamitische fundamentalisten en Pakistaanse analfabeten nu ook Hollandse politici, journalisten en islamologen als Wagtendonk vrolijk oordelen over een boek dat zij niet gelezen hebben, dat zal hij zelf in zijn meest pessimistische buien niet verwacht hebben. Aan goede wil ontbreekt het de islamoloog niet. ‘Nu de in India geboren Britse schrijver ergens in Engeland is ondergedoken omdat de ayatollah's van Iran twee miljoen op zijn hoofd hebben gezet,’ meldt Trouw, ‘heeft Wagtendonk geprobeerd de Engelse versie van het boek te kopen. Maar er is geen boekhandel die het boek nog op het schap heeft staan. Hij is dan ook blij met de drie vertaalde velletjes van het hoofdstuk waar alle commotie om begonnen is.’ The Satanic Verses heeft maandenlang in hoge stapels in de winkel gelegen, ook toen het boek al het onderwerp was van een hevige controverse in de islamitische wereld, maar net als zijn fundamentalistische studieobjecten had Wagtendonk belangrijker zaken te doen dan lezen. Hij heeft trouwens toch al een hekel aan de actualiteit. Tot op heden heeft hij nog geen college gewijd aan de onrust: ‘Er is nog geen student die er vragen over heeft gesteld. Ik geloof niet dat ze dit als een echt probleem zien.’ Leve de islamologie in Nederland! Rushdie heeft ‘om moeilijkheden gevraagd’. Daar lijkt mij niets verkeerds aan, sterker nog, als een schrijver vandaag de dag één taak heeft, is het om moeilijkheden vragen. Afgezien van de literaire kwaliteiten van The Satanic Verses (waarover te twisten valt) verdient het boek al een plaats in de wereldliteratuur om wat het allemaal heeft blootgelegd: het door en door fascistoïde karakter van Khomeiny's ideologie, de schijnheiligheid van de Westeuropese bewindslieden, die net op het punt stonden met een orderportefeuille onder de arm af te reizen naar Iran en zich nu gedwarsboomd zien door een roman (‘Het heeft iets tragisch dat op een moment dat de wereld één begint te worden, een vlam van intolerantie ontstaat,’ aldus Lubbers; met andere woorden, net nu men er bijna in geslaagd was de ogen te sluiten voor de gruwelen van het Iraanse schrikbewind, komt Rushdie roet in het eten gooien) en last but not least het morele faillissement van collega-auteurs als Roald Dahl (‘in een morele kwestie is het beter toe te geven wanneer je met fanaten te maken hebt’), oorlogsheld en schrijver van opgewekt anarchistische boeken waarin kinderen aangespoord worden zich te verzetten tegen iedere vorm van dwingelandij. En die bekladding? Wagtendonk zegt zelf in Trouw dat de meest omstreden passage uit The Satanic Verses, over de ‘duivelse’ influistering bij Mohammed betreffende de goddelijke status van de ‘heidense’ godinnen Allat, Al-Manat en Uzza, teruggaat op een omstreden kwestie, waarover door islamitische schriftgeleerden sinds lange tijd wordt gediscussieerd. Toch spreekt de Hollandse islamoloog over bekladding en stelt vast dat Rushdie de koran ‘onderuitgehaald’ zou hebben. Bekladding, onderuithalen. Het doet denken aan criticus-kamerlid Aad Nuis, die in 1986 in een recensie beweerde dat Kellendonks Mystiek lichaam, waarin eveneens een aantal netelige godsdienstige kwesties werd aangesneden, omgeven werd door wolken van antisemitisme: die vermeende wolken zijn inmiddels allang weer opgetrokken, maar op het hoofd van Nuis rust nog altijd een flink pak boter. Het doet ook denken aan Anet Bleich, die onlangs nog in De Groene Amsterdammer tussen neus en lippen vaststelde dat aan het omstreden toneelstuk van Fassbinder toch onmiskenbare antisemitische smetten kleefden. Bekladden, wolken, smetten: het is de vage taal van de verdachtmaking, van de onbewezen beschuldiging. Olie op het vuur van de intolerantie. Inmiddels laat minister Korthals Altes onderzoeken of de Nederlandse moslims zich terecht gekwetst en beledigd voelen. Hij is daarbij ongetwijfeld onder druk gezet door de morele chantage van R. Kasiem, die op de televisie veelvuldig verklaarde dat hij tegen geweld was, maar niettemin geweldloosheid niet kon garanderen wanneer hij zijn zin niet kreeg. Zijn eis is uiterst bescheiden: The Satanic Verses moet verboden worden. En de schrijver? Rushdie kreeg oneindig veel meer moeilijkheden dan waarom hij had gevraagd, en bood zijn excuses aan; tevergeefs, zoals is gebleken. Dat hij dat deed is jammer, maar begrijpelijk. Niettemin is hij erin geslaagd de literatuur, in een tijd waarin steeds minder gezegd mag worden, waarin nieuwe taboes groeien als paddestoelen, uit het culturele reservaat van de samenleving te halen en haar haar maatschappelijke relevantie terug te geven. De beurt is nu aan anderen. |
|