Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenDe rook van verbrande exemplaren van The Satanic Verses van Salman Rushdie is nog niet vervlogen of een nieuwe controverse dreigt zich aan te dienen. Haalde Rushdie zich de woede op de hals van de moslims, omdat zijn boek anti-islamitisch zou zijn, de schrijfster Marianne Wiggins kan protesten vanuit katholieke en christelijke hoek verwachten. In haar nieuwe, antireligieus getinte boek John Dollar, behandelt Wiggins het thema kannibalisme. Wie weet dat de oorspronkelijke titel Eucharist luidde, kan al bevroeden uit welke hoek de wind waait. ‘Kannibalisme is het ultieme taboe dat in al onze rituelen wordt gemaskeerd,’ aldus Wiggins in een interview met de Sunday Times. ‘In het christendom manifesteert zich dat vooral in het nemen van brood en wijn, het lichaam van Christus. Degenen die de religie bedachten wisten precies wat ze deden: inspelen op onze diepste angsten.’ Indien Wiggins' boek inderdaad tot religieuze protesten leidt, kan ze rekenen op de steun van een echtgenoot die vertrouwd is met deze problematiek. Ze is namelijk getrouwd met... Salman Rushdie. Het echtpaar heeft zich inmiddels verzekerd van lijfwachten. Rushdie verblijft momenteel in de Verenigde Staten, ten behoeve van publicitaire werkzaamheden van zijn boek, dat daar deze maand verscheen. Direct na zijn terugkeer in Engeland duiken Rushdie en zijn vrouw onder. Tot dit besluit kwam het schrijversechtpaar reeds vóór de recente bloedige protesten van Pakistaanse islamieten, enkele dagen geleden. Hierbij droegen betogers onder andere borden met de tekst Rushdie you are dead met zich mee.
Eind 1990 zal volgens planning het derde deel verschijnen van Adriaan Venema's spraakmakende vierluik Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie, met een 180 bladzijden groot hoofdstuk over Simon Vestdijk. Hierin stelt Venema onder andere de gevestigde mening bij dat Vestdijk tot de Kultuurkamer zou zijn toegetreden om zo eerder te worden vrijgelaten uit het kamp in Sint Michielsgestel. Tijdens zijn door verschillende landen voerende onderzoek kwam Venema in conflict met Vestdijks weduwe, Mieke Vestdijk-Van der Hoeven, toen zij hem geen toestemming gaf om enkele in het Letterkundig Museum aanwezige brieven en een honorariumafrekening in te zien van uitgever Rudolph Rohrer, van het Duitse Rohrer Verlag. Adriaan Venema zegt deze weigering niet te kunnen accepteren: ‘Ze schreef me dat die brieven niet bekeken mogen worden zonder toestemming van Rohrer, die in 1945 overleed. Uit Sjoerd van Faassens commentaar bij de briefwisseling tussen Vestdijk en Theun de Vries blijkt echter dat hij Rohrers brieven wel heeft gelezen. Mevrouw Vestdijk meet dus met twee maten, ze ligt weer eens dwars.’ Mieke Vestdijk noemt Venema's onderzoek ‘zeer dubieus’ en ‘eigenwijs’: ‘Er is eigenlijk geen sprake van een weigering mijnerzijds, want wat Venema wil is gewoon onmogelijk. Die man had hier veel eerder aan moeten beginnen, want deze delicate zaak kan zo snel niet onderzocht worden. Er is echt een brede studie nodig, zonder haast. Venema zou veel meer moeten uitzoeken en eerst rustig moeten nadenken. Maar hij gaat zijn gang maar, mij raakt zijn werk niet.’ Het beste zou zijn dat Venema af zou wachten totdat de ‘brede studie’ door een nader te benoemen commissie of onderzoeker is uitgevoerd, vindt Mieke Vestdijk. Dat is Adriaan Venema echter geenszins van plan: ‘Ik beschik over veel materiaal waarvan zij het bestaan niet eens vermoedt. Dat ik me nu niet op volledige bronnen kan baseren, is haar eigen schuld, want ik had graag samengewerkt. Het is er mij om te doen een zojuist mogelijk beeld van Vestdijk te geven, ook als dat belastend is. Zelf vind ik Vestdijk daardoor alleen maar interessanter worden: ik ben hem opnieuw gaan lezen.’
Begin maart gaat het literaire tijdschrift Surplus zijn derde jaargang in. Surplus ging indertijd van start onder de paraplu van uitgeverij An Dekker, maar op 15 september van het afgelopen jaar besloot de uitgeefster het contract met Surplus op te zeggen. Surplus-hoofdredacteur Lucie Vermeij over die scheiding der wegen: ‘Dekker en wij hebben een conflict gehad over de subsidie van negenduizend gulden die het ministerie van WVC verstrekte ten behoeve van Surplus. Over de verdeling van dat geld zijn we het nog steeds oneens. Deze zaak wordt momenteel juridisch uitgevochten.’ Hoewel dit financiële geschil de doorslag gaf bij het uiteengaan van tijdschrift en uitgeverij, hebben ook onenigheden over het beleid van Surplus een rol gespeeld. Vermeij: ‘In het begin is afgesproken dat wij onafhankelijk van de uitgeverij zouden opereren, maar toen dat impliceerde dat wij ook kritische besprekingen plaatsten van boeken die waren uitgegeven bij An Dekker, bleek dat toch op problemen te stuiten.’ De uitgeefster zelf vindt het woord onenigheden overtrokken. ‘Wij hebben Surplus twee jaar geleden een goede start gegeven,’ aldus Dekker, ‘maar na verloop van tijd bleek het blad niet goed genoeg te renderen om het nog langer aan de uitgeverij te verbinden. Dat was tegenover de rest van het fonds niet langer verantwoord. De redactie van Surplus meende echter dat het mogelijk was zelfstandig door te gaan, en daar wens ik ze alle steun bij.’ Momenteel is de redactie gehuisvest in het pand van uitgeverij Contact, dat Surplus overigens niet zal overnemen, maar het blad tijdelijk onderdak biedt. Medio maart moet Surplus dus weer verhuizen. Waarheen is nog onbekend, maar ondanks die onzekere toekomst is de redactie niet pessimistisch. Vermeij: ‘De Raad voor de Kunst heeft WVC positief geadviseerd betreffende onze nieuwe subsidieaanvraag. Bovendien hebben we momenteel ongeveer duizend abonnees en een losse verkooop van twaalfhonderd tot veertienhonderd per nummer. Dat is voor een literair tijdschrift heel hoopgevend.’
‘Ward Ruyslinck wordt fameus chagrijnig op zijn oude dag,’ vindt recensent Jack van Gils in De Morgen. Op 9 maart verschijnt bij uitgeverij Manteau Ruyslincks brievenboek IJlings naar nergens, en het Vlaamse dagblad heeft daar nu al uitgebreid aandacht aan besteed. Met smaak worden fragmenten aangehaald waarin Ruyslinck ‘in wisselende mate pissig’ afgeeft op vermeende maatschappelijke wantoestanden en - vooral - bekende literaire personen. Ruyslinck is verbitterd over de nieuwe generatie: ‘Met schrijven alleen kun je tegenwoordig geen opzien meer baren, je moet schrijvertjes neerleggen, liefst Schrijvers met een hoofdletter, en gevestigde reputaties vernietigen.’ Ruyslinck werpt zich op Claus, Mulisch en Brouwers. Alle drie deze auteurs zouden voor hun werk bij anderen ‘geleend’ hebben: Jeroen Brouwers bij Dirk de Witte, Hugo Claus bij William Faulkner, Cyriel Buysse, Ezra Pound en Dylan Thomas, en ‘linke Harry’ Mulisch bij Stephen Spender en Norman Mailer. Op deze voor het overgrote deel allerminst nieuwe beschuldigingen reageren de aangevallen schrijvers tegenover De Morgen laatdunkend tot vernietigend. Brouwers lacht erom, en Mulisch vraagt zich verbaasd af: ‘Wat is dat voor een man? Ik heb nooit iets van hem gelezen.’ En Claus sneert: ‘Je hebt altijd debielen die niet kunnen lezen, en dan heb je nog jaloerse debielen, dat is dubbel zo erg.’ |
|